„Rijkdom kan springplank zijn voor geloofsafval”
De welvaart in Nederland wordt gerelativeerd door het zicht op het toekomstig Jeruzalem „vol onbeschrijflijke rijkdom” aldus prof. dr. H. G. L. Peels woensdag op een toerustingsdag ”Leven met God in een welvaartstijd”, belegd door de Gereformeerde Bond.
Het zicht op het voorbijgaande Babel van Openbaringen 18:16 en het komende Jeruzalem van Openbaringen 21:21 „bepaalt de waarde van rijkdom en armoede.”De Gereformeerde Bond belegde op het Hydepark in Doorn woensdag voor veertig aanwezigen twee lezingen van prof. Peels en ds. B. J. van der Graaf alsook workshops en een forum over rijkdom en armoede.
Prof. Peels, hoogleraar aan de Theologische Universiteit te Apeldoorn, gaf een blik in het Bijbels verstaan van armoede en rijkdom. Die waarden zijn volgens hem niet slechts economisch of sociaal van aard. „De omgang met geld en goed is altijd weer ingebed in de relatie met God en de naaste en heeft alles te maken met het geloofsleven en de vroomheid.”
Prof. Peels koos vier perspectieven om armoede en rijkdom na te gaan: vanuit schepping, zondeval, verlossing en voleinding.
Vanuit onder meer Prediker en Handelingen 14:17 toont de hoogleraar aan dat de Bijbel een „principieel positieve houding" ademt tegenover het geschapene. „God heeft de wereld aan de mens gegeven om te beheren en te behoeden, en om van zijn bezit te genieten.”
De vreugde is na de zondeval omgeslagen naar zorg, aldus prof. Peels. De Bijbelschrijvers tekenen „haarscherp” de gevolgen van zelfverrijking ten koste van anderen. „Zij die akker aan akker trekken, hun bezit vermeerderen ten koste van de ander – zij vinden God tegenover zich, die zich het lot van de armen aantrekt.”
Rijkdom kan „een springplank” zijn naar geloofsafval, stelt de hoogleraar met een beroep op tal van Bijbelplaatsen. Agur schrijft in Spreuken 30: „Opdat ik, zat zijnde, U dan niet verloochene en zegge: „Wie is de Heere?””
God openbaart zich als God die in het bijzonder oog heeft voor de zwakke, weduwe, wees en vreemdeling. In het beloofde land Israël werd armoede bestreden door wetten als het renteverbod of het jubeljaar. Dat krijgt in het Nieuwe Testament een extra dimensie. In Christus is noch rijk noch arm.
Het komende vrederijk van God licht op in het leven van de gemeente, vervolgt prof. Peels. Hij noemt de relativering van geld en goed, omdat „de gedaante van deze wereld voorbij gaat.” Jezus vermaant in de Bergrede geen schat te zoeken, die door mot en roest verloren gaat, maar een schat in de hemel te zoeken, om dan te zeggen: „Want waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn.”
Torenhoge lasten
Uit de zaal komt de vraag hoe de lezing naar de praktijk vertaald kan worden. Prof. Peels: „We hebben onze kinderen geprobeerd vertrouwd te maken met soberheid, terwijl de economie groeide. Dus geen merkkleding en dure verjaardagsfeestjes. Ik merk tegelijkertijd, ook in de gemeente, dat besef van rijkdom en armoede, moeilijk is over te brengen.”
Op een vraag of het oudtestamentische renteverbod ook in 2009 geldt, antwoordt prof. Peels deels instemmend. „Calvijn gaf ruimte voor rente, maar voor armen zou de oudtestamentische wet wel van kracht moeten blijven. Die visie mogen we doortrekken naar vandaag. Denk maar eens aan derdewereldlanden die door torenhoge lasten de strop aangehaald krijgen.”
Een diaken uit de zaal gaat in op de lezing van ds. B. J. van der Graaf uit Amsterdam, die pleitte voor meer discipline in christelijke levenswandel. „We zoeken naar handvatten om in de tijd te staan, maar moeten we niet zoeken naar vernieuwing van ons geloofsleven, waardoor we uit dankbaarheid voor Hem anders met de welvaart omgaan?”
Ds. Van der Graaf antwoordt dat hij vroeger „teveel vertrouwde op de grootheid van de genade en dat vervolgens de rest vanzelf komt. Er bleef op een of andere manier toch een grote kloof over tussen het leven van genade en hoe dat praktisch gestalte krijgt.”
Oefening van het geloofsleven is geen goed werk. „Daar was ik eerst huiverig voor. Genade staat echter tegenover onze verdiensten, en niet tegenover onze inspanning.”
Geldzak
Stille armoede is moeilijk zichtbaar te maken, al lijdt 10 procent van de Nederlanders armoede, weet C. van der Vlist, werkzaam bij het Protestants Landelijk Dienstencentrum. Ook in kerken lijden mensen armoede. „In de diaconaatsgesprekken dient de geldzak pas op het laatst te komen. Alles staat of valt met wederzijds vertrouwen tussen kerkenraadsleden of bezoekbroeders en gemeenteleden die gebukt gaan onder armoede.”
Van der Vlist sprak op haar workshop over een armoedefuik waar mensen in terecht komen: psychische problemen, gezondheidsklachten en gezinsproblemen aangevuld met schaamte over hun armoede en als gevolg isolement.
De helft van de armoede is aan te treffen bij eenoudergezinnen. „Bezoek die meer en eventueel door een vrouw als twee mannen bedreigend overkomt”, adviseert Van der Vlist. Andere risicogroepen zijn grote gezinnen, migranten, alleenstaande ouderen vrouwen, werkende armen zoals zzp-ers en flexwerkers, werklozen, arbeidsongeschikten en chronisch zieken. „Belangrijk is of op korte termijn zicht is op een beter perspectief. Met name bij de laatste groep en de eenoudergezinnen ontbreekt die.”
Het aanknopen van laagdrempelige contacten vanuit een breed netwerk in de gemeente, is belangrijk voordat een gesprek wordt gevoerd over problemen rond armoede. „Ga eens koffie drinken. Wees dicht bij ze en laat zien dat je ze ziet.”
Elk gemeentelid kan antennes ontwikkelen om signalen van armoede op te pikken, stelt de diaconaal werker. „Neem kinderen die niet meer op tienerweekend komen, terwijl ze wel graag willen. Zelf hoor ik de meeste verhalen bij het schoolhek. Het gaat er om dat je jezelf de achterliggende vraag stelt wat er écht aan de hand is.”