„VS willen naast Irak ook Mekka en de Ka’aba verwoesten”
De toenemende spanningen in de Arabische wereld als gevolg van het Israëlisch-Palestijnse conflict en de dreigende aanval van de VS op Irak leiden in de Arabische pers tot meer en meer anti-Amerikaanse, anti-Israëlische en anti-Joodse artikelen.
Het populaire islamitische blad Aqidati beweerde onlangs zonder enige bronvermelding dat een rabbijn had geschreven dat de verwoesting van Mekka en de Ka’aba (de heiligste plaats voor moslims, in Mekka) een voorwaarde is voor de komst van de messias. Aqidati meldde verder dat leden van het Amerikaanse Congres president Bush een rapport hebben gepresenteerd waarin zij voorstellen tijdens de oorlog met Irak tegelijkertijd ook Mekka en de Ka’aba maar te verwoesten. Bewijs hiervoor werd niet geleverd.
Gelukkig is het aantal Joden in Egypte, zo’n honderd zeventigplussers, voor Egyptenaren te klein en onbeduidend om zich daarover druk te maken. Veertig jaar geleden hadden soortgelijke beweringen echter anti-Joodse pogroms kunnen uitlokken. De overgrote meerderheid van de moslims is ervan overtuigd dat het christelijke Westen anti-islamitisch is en de islam kapot wil maken. Voeg aan die overtuiging valse beweringen als die in Aqidati toe en de angst neemt nog verder toe. Daardoor ontstaat een klimaat waarin antisemitisme welig kan tieren.
Toch berust het verhaal in Aqidati niet helemaal op fantasie. De uitspraak dat Mekka en de Ka’aba verwoest moeten worden, dateert van rond 1665 - een tijd waarin veel Joden geloofden dat de messias in 1666 zou komen en de Joden en verdwenen tien stammen naar Israël zou terugvoeren. Er gingen zelfs geruchten dat de tien stammen al bijeengekomen waren en Mekka hadden veroverd. Maar dat was pure fantasie. Zo’n poging is nooit ondernomen.
In deze tijd leefde ook Shabbathai Tzvi, zoon van een Joodse koopman uit Smyrna. Hij werd bewonderd om zijn vroomheid. Hij vastte veel, zong ’s nachts psalmen en bad bij de graven van Joodse vromen. Langzamerhand groeide bij hem en vele anderen de overtuiging dat hij de messias was die in 1666 zou komen. Tzvi’s Joodse aanhang nam enorm toe en in 1665 verklaarde Tzvi in de synagoge van Smyrna dat hij de messias was. Enthousiast riep de verzamelde menigte hem daar toe: „Lang leve onze koning, onze messias.”
Tzvi’s aanhang nam snel toe. Zijn roem verspreidde zich tot in Europa. Zelfs de beroemde Nederlands-Joodse denker Baruch Spinoza (1632-1677) vroeg zich af wat dit te betekenen had. Er was echter ook oppositie, van orthodoxe rabbijnen, ook al leken die door het massale sentiment te worden overstemd.
Net als tijdens Jezus’ omwandeling op aarde geloofden de Joden in die tijd in een aardse messias. Tzvi’s volgelingen drongen er bij hem op aan naar Constantinopel te gaan. Ze geloofden dat hij de Ottomaanse sultan van zijn troon zou stoten. Maar direct na aankomst in de stad werd Tzvi gearresteerd en gevangengezet.
Toch nam zijn populariteit niet af. Zijn aanhangers geloofden dat de messias dit moest ondergaan. Om hieraan een einde te maken, stelde de sultan Tzvi voor de keuze: óf de doodstraf óf overgang tot de islam. Binnen een dag had Tzvi zijn keuze gemaakt. Hij ging over tot de islam. En hij werd daarvoor nog eens rijkelijk beloond ook.
De Joden reageerden ontzet. Moslims en christenen gebruikten de gebeurtenissen om de toenmalige Joodse bevolking belachelijk te maken. Vele Joden volgden hun vroegere leider en gingen eveneens over tot de islam. Zelfs toen behield Shabbathai Tzvi nog een zekere aanhang. Hij vertelde de sultan dat hij Joden tot de islam wilde bekeren. Daarop kreeg hij de ruimte om weer in synagogen te prediken. Hij zei tegen de Joden dat zijn overgang naar de islam nodig was voor de komst van de messias. Een en ander resulteerde in een merkwaardige Joods-islamitische secte binnen de islam, die tot in het begin van de twintigste eeuw in Saloniki, Griekenland, te vinden was.
Het document waarnaar Aqidati verwijst, moet uit deze tijd dateren. Joden willen vandaag de dag niets meer van Shabbathai Tzvi weten. Dus fungeert het tijdschriftartikel, ook door de manier waarop het is geschreven, als opruiend materiaal tegen Joden.