De wind als landschapsarchitect
De duindoorns zijn hun oranje bessen allemaal kwijt en de dronken kramsvogels, die te veel van deze vitaminebommen gulzig aten, zijn weer nuchter. Wie de smalle paden van de Duinen van Oostvoorne bewandelt, krijgt elk seizoen andere verrassingen voorgeschoteld. En dat vlak bij de grootste vuilnisbak van Europa. Letterlijk onder de rook van Rotterdam.
„De natuur regelt voor zichzelf een plekje.” Jan Alewijn Dijkhuizen ziet het bij het Brielse Gat voor zijn ogen gebeuren en raakt er niet op uitgekeken. „Hier voel ik me thuis.” We staan op het enige strand van Nederland waar auto’s en crossmotoren mogen rijden. Voor ons liggen de Slikken van Voorne en daarachter de Maasvlakte, met tientallen fabriekspijpen die grauwwitte klodders tegen de strakblauwe lucht kwakken. Een 28 meter diepe bak om 150 miljoen kuub vervuild slib uit de Rotterdamse haven te dumpen, een met kolen gestookte energiecentrale en een enorme ertsoverslag, die soms veel stof doet opwaaien, bepalen verder het beeld aan de horizon. „Net of je in het Oostblok zit.”
Over het toekomstperspectief voor de natuur is Dijkhuizen, sinds 1993 beheerder van het knusse bezoekerscentrum van het Zuid-Hollands Landschap aan de Duinstraat in Rockanje, echter allerminst somber gestemd. Ondanks de aanwezigheid van industrie, of liever dankzij de aanleg van de Maasvlakte begin jaren zestig, heeft de zee-inham zich ontwikkeld tot een stukje kustnatuur van internationale klasse. „Dit gebied toont aan dat natuur, recreatie en industrie naast elkaar kunnen bestaan, mits je een goed evenwicht weet te vinden.”
Door het afdammen van de Brielse Maas (1950) en de uitbreiding van de Rotterdamse havens raakte het Oostvoornse kustgebied aan drie kanten ingesloten door land. Voor de enige opening naar zee ontstond bovendien een grote zandbank, de Hinderplaat. Grote golven konden niet meer doordringen en de Noordzee raakte bijna geheel uit zicht. Zand en slib kregen een kans te bezinken. „Het Brielse Gat is nu een waddengebied in het klein. De slikken zijn rijk aan schelpdieren en zeepieren. Duizenden steltlopers en eenden scharrelen er dagelijks bij eb hun kostje bij elkaar. Scholeksters, wulpen, tureluurs en bergeenden. Maar ook lepelaars en zilverreigers die op Voorne broeden. En als je geluk hebt zie je op de slufter zeehonden liggen.”
Groen strand
De natuur heeft nog een verrassing in petto. Een deel van de zandvlakte tussen de zeewerende duinenrij en de zilvergrijze slikken begint al groen te worden. „De situatie bij het Groene Strand langs het brakke Oostvoornse Meer herhaalt zich hier. Een enorme variatie aan zoutminnende planten -biestarwegras, Engels gras, dunstaart, herfstbitterling en blauwe zeedistel- houdt het stuivende zand vast en legt daarmee de basis voor nieuwe duinen.”
Het dynamische proces zal volgens Dijkhuizen pas ongestoord doorgang kunnen vinden als het autostrand is opgeheven. „We willen natuurvriendelijke recreatie. De overgang van schor naar duin, precies waar nu de kaalgereden strook is, vormt de typische groeiplaats van zeldzame zeevetmuurvegetaties.” Het gemotoriseerde verkeer, dat diepe sporen in het zand achterlaat, zal waarschijnlijk dit jaar verboden worden. „Dat betekent meer rust voor schorrenplantjes, vogels en mensen.”
Een andere herrieschopper, de generator van De Zeemeeuw, die tot voor kort constant stond te loeien, is al verdwenen. Het strandpaviljoen is inmiddels gesloopt. De aanleg van de tweede Maasvlakte? „Het oorspronkelijke plan zou een ramp voor dit gebied hebben betekend. Gelukkig is men daarvan afgestapt. De vlakte komt nu noordelijker te liggen en wordt 800 in plaats van 2000 hectare. Overigens is het nog maar de vraag of deze uitbreiding er komt. De containeroverslag neemt niet toe.”
Vochtige valleien
Tijdens een wandeling door de Duinen van Oostvoorne komt de enorme variatie aan landschappen aan het licht. Kees Sipkes zag al na de Tweede Wereldoorlog de waarde daarvan in, alhoewel de Duitsers het gebied toen behoorlijk op de schop hadden genomen. Tientallen bunkers, waarin nu vleermuizen overwinteren, zijn daarvan nog de stille getuigen.
De landschapsarchitect was in dienst van het Administratiefonds Rotterdam, de instantie waarvan Het Zuid-Hollands Landschap in 1957 het beheer over het noordelijk deel van de duinen en de Slikken van Voorne overnam. Dijkhuizen is blij hem nog te hebben gekend. „Hij is stokoud geworden en was voor zijn tijd zeer vooruitstrevend.”
Sipkes, onder andere betrokken bij de aanleg van Thijsses Hof, realiseerde in 1949 op een stukje verwaarloosde grond een ”instructief plantsoen” dat het duingebied in een notendop weerspiegelt. Guichelheil -Anagallis tenella- was het eerste plantje op de oever van de plas waaraan de heemtuin zijn naam ontleent. De Tenellaplas is bekend om de orchideeën die er bloeien. Zelfs bracht Sipkes de maretak of vogellijm naar Voorne, dat dankzij de zwarte lijster en het milde zeeklimaat nu de noordelijkste groeiplaats van de halfparasiet is.
Behalve bos en struwelen met duindoorn, kruipwilg en meidoorn tref je in de duinen ook poelen aan waar veel soorten libellen, het duizendguldenkruid („dat noemen we tegenwoordig 450-eurokruid”) en het doorschijnend fonteinkruid voorkomen.
De vooral in de winter vochtige valleien rekent Dijkhuizen tot z’n favoriete stekken. Ook bij de Gamandervallei -genoemd naar de in Nederland bijna verdwenen moerasgamander- valt de hoge waterstand op. Onder de ijskorst wachten munt, tormentil, wederik en kattenstaart op een warmer tijdstip om de kop op te steken.
Dunmieren
De oudste duinen zijn 800 jaar oud. Jong, vindt Dijkhuizen. Een groot deel is echter nog jonger en ontstond pas in de vorige eeuw. Dwars door het gebied liggen de zeerepen van 1910, 1926 en 1935. Op de valleien daartussen -je wandelt ongemerkt op voormalige strandvlakten- kregen zoutmijdende planten een kans om zich te wortelen.
Ondanks de harde zeewind, het stuivende zand en de onberekenbare grondwaterstand probeerden de dorpelingen op vlakke lapjes grond aardappelen en groenten te verbouwen. Dat was beslist geen vetpot. De meeste ”dunmieren” (Oostvoorns voor ”duinmieren”), zoals de arme ploeteraars werden genoemd, verhuurden zich daarom als knecht aan rijkere kleiboeren.
Hun karakteristieke woninkjes staan nog in de binnenduinrand en zijn -vaak gerestaureerd-van alle moderne gemakken voorzien. Dijkhuizen bewoont er zelf een, op loopafstand van zijn bezoekercentrum en het openluchtmuseum De Duinhuisjes. De Historische Vereniging redde drie boerderijtjes met bijbehorende opstallen van de ondergang. De aanblik van ”goot” (keuken), ”doos” (wc), ja, heel het krappe onderkomen zal de bezoeker vast aan het denken zetten. De twee biologisch-dynamische tuinders die nog op de oude tuinderijen actief zijn, redden zich overigens wel. Onder meer met de teelt van duinasperges.
Grazers
Een bunker biedt uitzicht op de Vliegveldvallei, vindplaats van de guichelheil. Tot in jaren dertig van de vorige eeuw landden er op de drassige bodem eenmotorige toestellen. Twee schaatsers trekken op deze februaridag op het krakende ijs baantjes, gadegeslagen door acht zwarte ossen. „Deze gallowayrunderen moeten, samen met een kudde IJslandse pony’s, het dichtgroeien van de duinen voorkomen.”
Dijkhuizen legt uit dat de Duinen van Oostvoorne door de Maasvlakte meer in de luwte kwamen te liggen, waardoor struwelen en bos oprukken en zandverstuivingen kleiner worden. „Dat proces willen we tegengaan. De zeldzame zandhagedis is bijvoorbeeld afhankelijk van open zandhellingen, waarin ze haar eitjes afzet.” De grazers wandelen sinds 1988 vrij rond. Binnenkort bekijken de beheerders of de beesten op een goede manier de kruidlaag kort houden of dat een maaimachine het toch beter doet. „Zelf kappen we het oprukkende bos, zodat plantjes zoals reigersbek en duinviooltje standhouden.”
Windscherm
Met een schrille kreet vliegt een fazantenhaan over de plaats waar sterretjesmossen hun minuscule blaadjes ontvouwen. Tenminste, als het regent. Bij droog weer vouwen de sterretjes zich samen tot kegeltjes. In 1970 haalde een pyromaan het in zijn hoofd hier hoge struiken in brand te steken, een vergrijp waarvoor veel plantjes hem nog altijd dankbaar zijn.
Nog geen halve eeuw geleden was het nog kaler en had de wind vrij spel. Om afkalving van de open duinen tegen te gaan werden Corsicaanse dennen geplant. In het naaldbos broeden elk jaar ransuilen en hebben zich eekhoorntjes genesteld.
Van het hout van de populieren, die het Administratiefonds Rotterdam in de jaren dertig plantte, hoopte men klompen te kunnen maken. „Daar is nooit wat van gekomen. Het bos was eveneens bedoeld als natuurlijk windscherm. Wij vinden echter dat ook hier de wind de landschapsarchitect moet zijn. Sommige bomen zijn reeds omgewaaid, andere zagen wij om. De kern blijft staan, want bosuilen en spechten benutten de gaten. En, niet te vergeten, de wielewaal.”
Volgens Dijkhuizen behoren de Duinen van Oostvoorne tot de soortenrijkste van Europa. „Er zijn 700 verschillende soorten planten geteld. Onze vochtige duinvalleien zijn bijvoorbeeld een bolwerk voor de zeldzame dwergbloem, een Rode-Lijstsoort.”
Ruim honderd vogelsoorten leggen hun eieren in deze parel van Het Zuid-Hollands Landschap. Onder de rook van Rotterdam laten op gezette tijden ook de nachtegaal en de rugstreeppad nadrukkelijk van zich horen. Met een beetje geluk valt er in het riet een roerdomp te ontdekken. Een ree kan op elk moment uit het kreupelhout treden.
Bezoekerscentrum Tenellaplas, Duinstraat 12a in Rockanje, is van november tot en met maart op zaterdag geopend van 13.00 tot 16.30 uur, in april, mei, september en oktober op zaterdag van 10.00 tot 16.30 uur en in juni, juli en augustus dagelijks van 10.00 tot 16.30 uur. Tijdens schoolvakanties is het bezoekerscentrum dagelijks geopend. Informatie: 0181-483909.