Een gereformeerde bestseller
Drieënvijftig drukken beleefde het boek hier te lande. Daarmee was ”De practycke ofte oeffeninghe der godtzaligheydt” (1620) van de anglicaanse bisschop Lewis Bayly het meest verkochte gereformeerde werk in de zeventiende-eeuwse Nederlanden. „Mensen hebben hieruit geleefd.”
Drieënvijftig drukken, mínstens. „Vermenigvuldig dat met 2000, want dat zal de oplage per keer wel zo ongeveer zijn geweest, en je komt uit op een totaal van 106.000 exemplaren”, zegt prof. dr. W. J. op ’t Hof. „Een ongelooflijk aantal voor die tijd.”Prof. dr. A. A. den Hollander: „Mensen hebben hier echt uit geleefd. Ze hadden Bayly’s ”Practycke” naast de Bijbel in de kast staan en gebruikten het om hun leven christelijk in te richten. Het ís ook een heel praktisch boekje, helder en duidelijk geschreven.”
Prof. Op ’t Hof: „Beeldrijk ook, en to the point. Bayly werkte veel met contrasten: hemel, hel; bekeerd, onbekeerd. En: er is veel voorreformatorisch erfgoed in verwerkt, waar het gaat om het vasten bijvoorbeeld, of de dagindeling. Dit boekje ademt de catholica van alle eeuwen door. En door de Reformatie gefilterd, heeft het een protestantse kleur gekregen.”
Bundel
Prof. Op ’t Hof en prof. Den Hollander, beiden verbonden aan de Vrije Universiteit (VU) in Amsterdam, voerden samen met drs. F. W. Huisman de eindredactie over de bundel ”De praktijk der godzaligheid. Studies over ”De practycke ofte oeffeninghe der godtzaligheydt (1620) van Lewis Bayly” (uitg. EON Pers, Amstelveen). Het boek wordt zaterdag tijdens een symposium aan de VU gepresenteerd.
De naam Lewis Bayly zal niet zo heel veel mensen nog iets zeggen.
„Dat is het opmerkelijke, het verrassende ook”, zegt prof. Den Hollander, hoofdconservator bijzondere collecties van de Universiteitsbibliotheek van de VU. „Een boekje dat een van de bestsellers van de zeventiende eeuw was, is nu bij veel mensen onbekend. In dit opzicht is ”De practycke” te vergelijken met een uitgave als ”Het rechte gebruyck van des Heeren H. avondmael” uit 1670. Ook die beleefde tientallen herdrukken – en nu kent bijna niemand het boek meer. Aan dat boek hebben we in 2007 de bundel ”Disgenoten” en een studiedag gewijd. Het symposium van zaterdag vormt daar eigenlijk een vervolg op.”
Het was prof. Op ’t Hof, bijzonder hoogleraar in de geschiedenis van het gereformeerd piëtisme aan de VU, die met de suggestie kwam om Bayly’s ”Practycke” eens aan een nader onderzoek te onderwerpen, aldus prof. Den Hollander. „Een schot in de roos, wat mij betreft. ”De practycke” is in onze collectie goed vertegenwoordigd, met vijftien tot zestien edities in de Nederlandse vertaling en zeker veertig in andere talen, waaronder zelfs het Reto-Romaans. En dan moet je niet denken aan fraai uitgevoerde werken; nee, dan gaat het vaak om beduimelde, onooglijke boekjes. Dat maakt de VU-collectie ook uniek. Hier komt de gewone man in beeld.”
Prof. Op ’t Hof: „Tijdens mijn promotieonderzoek, jaren geleden alweer, kwam ik erachter hoe belangrijk Lewis Bayly is geweest en hoeveel invloed hij door middel van zijn boek heeft uitgeoefend. Sindsdien heb ik hem voortdurend in het oog gehouden, ik ben zijn werken ook driftig gaan verzamelen.
Daar komt bij dat ik in de loop van de tijd door vier mensen, onafhankelijk van elkaar, ben benaderd met de vraag of er niet eens een nieuwe vertaling van Bayly’s boek ”De practycke” kon komen. Ik wist dat de onvergetelijke ds. J. van der Haar daarmee bezig is geweest. Hij moet 60 procent van de tekst klaar gehad hebben. Maar begin 2001 is ds. Van der Haar door de dood weggenomen, en we weten niet wat er met zijn vertaling is gebeurd.
Even heb ik toen met de gedachte gespeeld om zelf met een hertaling te komen, maar dat idee heb ik snel laten varen. Eigenlijk had ik de hoop al opgegeven, maar toen belde Pieter Rouwendal van uitgeverij De Groot Goudriaan me op. Hij was van plan ”De practycke” opnieuw uit te geven, licht gemoderniseerd door dr. J. A. Bunt uit Rhenen. En of hij ter inleiding een stukje over Bayly uit mijn proefschrift mocht gebruiken.”
Lachend: „Dat heb ik hem verboden. Om de eenvoudige reden dat ik sindsdien zó veel nieuw materiaal over Bayly had verzameld, dat dat stukje echt achterhaald was. Hier aan de VU heb ik toen het idee gelanceerd om met een aantal onderzoekers, onder wie ook prof. dr. A. Baars van Apeldoorn, een studie te wijden aan Bayly en zijn boek. En dat is meteen opgepakt.” Het resultaat verschijnt zaterdag, tegelijk met de hertaling van ”De practycke”.
Prof. Den Hollander: „Het bijzondere van dit type boek is dat een deel van de werkingsgeschiedenis ervan aan het oog is onttrokken, omdat van meerdere edities geen enkel exemplaar is bewaard, letterlijk is stukgelezen. Of dat niet één exemplaar in een publieke collectie te vinden is, alleen nog in de bibliotheek van een privéverzamelaar. Veel van deze werken en werkjes komen in grote digitale zoeksystemen als de STCN niet voor. In samenwerking met de Stichting Studie der Nadere Reformatie, in de persoon van F. W. Huisman, zijn wij bezig met de ontwikkeling van een systeem dat juist deze boeken ook toegankelijk maakt, Pietas (zie kader, AdH). En dan vind ik het prachtig om te zien hoe een boek als dat van Bayly nu voorwerp van wetenschappelijk onderzoek wordt.”
Prof. Op ’t Hof: „Ik zou het iedere geïnteresseerde student of onderzoeker willen meegeven: wil je op dit terrein iets weten of doen, dan moet je op de VU zijn. Er gebeuren hier geweldige dingen. Niet in Utrecht, waar ik wel eens voor gepleit heb, of in Leiden, maar aan de VU van Abraham Kuyper. Dat is het grappige van de geschiedenis.”
Uit de bundel blijkt, opmerkelijk genoeg, dat de auteur van ”De practycke” tijdens zijn leven niet onbesproken is gebleven. Prof. dr. L. F. Groenendijk spreekt zelfs van Bayly’s „dramatische levensloop.”
Prof. Den Hollander: „Mede daarom is historisch onderzoek zo interessant.”
Prof. Op ’t Hof: „Uit Groenendijks artikel blijkt dat een mens altijd een mens blijft. Bayly heeft het, onder andere als bisschop binnen de Anglicaanse Kerk, ver geschopt. En dan zie je dat macht corrumpeert.
Tegelijkertijd was hij een echte puritein, een anglicaanse puritein. Overigens vraag ik me sterk af of ook maar iemand in de zeventiende-eeuwse Nederlanden wist wie Bayly was. Zelfs de Zwolse predikant die zijn ”The Practice of Piety” heeft vertaald, Schuttenius, rept er met geen woord over. Alleen zijn boekje kende men.”
Everhardus Schuttenius: ook hij geniet niet al te veel bekendheid meer. Toch is hij volgens u een „hoofdvertegenwoordiger” van de Nadere Reformatie geweest.
Prof. Op ’t Hof: „Alles overziende, kom ik inderdaad tot die conclusie, ja.”
Wat valt er te zeggen over de wérkelijke invloed die Bayly met zijn ”De practycke” heeft uitgeoefend? Zijn boek aanschaffen is één…
„De invloed die zijn boek op persoonlijke levens heeft gehad, blijft moeilijk meetbaar. Toch staan we hier niet helemaal met lege handen. Willem Teellinck, de vader van de Nadere Reformatie, noemt Bayly veelvuldig. Gisbertus Voetius eveneens, in zijn ”Praktijk der godzaligheid”. Voetius beval het boekje aan zijn studenten aan. Zelfs de Friese stadhouder Willem Lodewijk had ”De practycke” in zijn boekenkast staan. En, laten we wel wezen, het enorme aantal verkochte exemplaren zegt ook iets.”
In de loop van de achttiende eeuw werd Bayly verdrongen door Bunyan. Zal de heruitgave van ”De practycke” een heropleving van de belangstelling te zien geven?
„Het zou mij tóch niet verbazen. Ik sluit zelfs een tweede druk niet uit. ”De practycke” heeft iets tijdloos, vergelijkbaar met bijvoorbeeld Augustinus’ ”Confessiones”.”
Prof. Den Hollander: „Overigens kan wie zich met Bunyan wil bezighouden ook op de VU terecht: daar bevindt zich een van de grootste collecties Bunyans ter wereld…”
Prof. Op ’t Hof: „Wat Bayly betreft: ik ben ervan overtuigd dat hij ook ons, juist als het gaat om de praktijk der godzaligheid, nog veel te zeggen heeft. Op het punt van de huisgodsdienst, het bidden, het vasten, de zondagsviering. In dat opzicht hóóp ik ook op een goede ontvangst van zijn boek.”
Symposium
Aan de Vrije Universiteit in Amsterdam heeft zaterdag een symposium plaats naar aanleiding van de verschijning van een bundel studies rond het boek ”De practycke ofte oeffeninghe der godtzaligheydt” van Lewis Bayly (ca. 1575-1631). Sprekers zijn prof. dr. A. A. den Hollander, prof. dr. L. F. Groenendijk, prof. dr. A. Baars, prof. dr. W. J. op ’t Hof en J. van de Kamp MA. Tijdens de bijeenkomst wordt ook een hertaling van Bayly’s werk gepresenteerd. Meer informatie: Universiteitsbibliotheek VU, tel. 020-5985184 of e-mail: secretariaat@ubvu.vu.nl.
Druk bezig Pietasverder te ontwikkelen
Om een boek te vinden dat vóór 1800 in Nederland is verschenen, wordt veelal de Short-Title Catalogue Netherlands (STCN) gebruikt – zie kb.nl/stcn. Volgens drs. F. W. Huisman, betrokken bij de Stichting Studie der Nadere Reformatie (SSNR), bevat deze catalogus echter niet alleen te weinig boekgegevens, maar „ontbreekt bovendien circa 30 procent van de stichtelijke werken.”
In de jaren 1995-2000 ontwikkelde Huisman daarom het digitale bestand ”Pietas”. Hierin worden „alle oudere Nederlandstalige stichtelijke werken beschreven die door gereformeerden werden geschreven of gelezen”, zegt hij in zijn werkvertrek op de Vrije Universiteit (VU).
Sinds zijn vertrek bij de Universiteit Leiden is Huisman als onderzoeker en bibliograaf verbonden aan het Studiecentrum Protestantse Boekcultuur van de VU. „Door de grote collectie stichtelijke werken en de aanwezige expertise is dat een goede plaats om Pietas verder te vullen.”
„Maar, we zijn er nog niet”, zo laat hij weten. Twee bezoekers zal zijn database straks in elk geval hebben: prof. dr. W. J. op ’t Hof en prof. dr. A. A. Den Hollander. „Pietas biedt ongekende mogelijkheden.”
Over de juiste viering van de dag des Heeren
„De heiliging van de sabbat bestaat in twee delen”, schrijft Lewis Bayly in ”De practycke ofte oeffeninge der godtzaligheydt” (editie dr. J. A. Bunt). „Ten eerste, dat wij van alle uiterlijke en gewone werken die tot ons natuurlijke leven behoren, ons onthouden en rusten. Ten tweede, dat wij die rust geheel tot de dienst van God en tot zulke heilige middelen, die tot ons geestelijk leven behoren, opofferen en toe-eigenen.”
Tot de „uiterlijke en gewone werken” behoort óók „het studeren in enige boeken of wetenschappen, behalve in de Heilige Schrift en goddelijke boeken. Want we moeten ernaar streven op des Heeren dag in de Geest te zijn (Openb. 1:10). Met één woord, u moet op die dag in uw beroep ophouden met uw werk te doen, opdat God door Zijn roeping in u Zijn werk moge doen.”
Niet in één mens, die in God zijn lust heeft, kan enige vreugde groter zijn dan de heiliging van Zijn sabbat, aldus de anglicaanse puritein. „Want kan er wel grotere vreugde voor een veroordeeld persoon zijn, dan tot het huis van zijn Prins te komen waar hem zijn leven geschonken wordt? Of voor een doodziek mens, tot een Medicijnmeester te gaan, die hem genezen kan?”