Forumdebat stelt moraal en Verhaal centraal
Zijn normen en waarden zonder God in stand te houden? Kan de moraal zonder het Verhaal van de Bijbel? Over deze vragen discussieerden kardinaal A. J. Simonis, de filosofen dr. Govert J. Buijs en dr. Ad M. Verbrugge en de cultuursocioloog dr. Gabriël van den Brink vrijdagavond onder leiding van dr. Stefan Paas. De tiende winteracademie, georganiseerd door studenten, het Christelijk Studiecentrum ICS en IFES-Nederland, belegde als openingsactiviteit een debat over het thema ”Tussen God en genot. Zoeken naar normen en waarden in een geïndividualiseerde samenleving”.
Dr. Verbrugge, verbonden aan de Vrije Universiteit, opende de avond met een diepgaand referaat over de nawerking van de Verlichting in de samenleving. In de huidige discussie over culturele integratie grijpt men zijns inziens bijna standaard terug op de zogenoemde „centrale waarden” uit het Verlichtingstijdperk. „Het beginsel van de subjectieve vrijheid heeft zijn wortels in de Verlichting. Het probleem is tegenwoordig dat dit beginsel absoluut wordt gesteld. Op die manier ondermijnt het iedere inhoudelijke discussie over het onderwerp normen en waarden.”
Verbrugge ziet een fundamenteel probleem besloten in het westerse vrijheidsbeginsel. „Mede daardoor hebben wij geen idee meer van wat een goed leven nu eigenlijk is. Dat is nu zelf iets subjectiefs geworden, afhankelijk van iemands toevallige voorkeur. Het nettoresultaat van deze verblinding is dat men allerwegen, maar eigenlijk ook steeds krachtelozer, tot onderling respect oproept, terwijl intussen het gebrek aan respect voor anderen en de wet alleen maar toeneemt.
Bovendien ziet men niet in dat deze vrijheid en zelfontplooiing in wezen een illusie zijn. Bij gebrek aan een objectief levensideaal vallen wij namelijk ten prooi aan de modes en grillen van de wereld waarin wij leven.”
De „grenzenloze exploitatie” van de consumptieve levenshouding ondermijnt volgens de filosoof zichzelf. Manifestaties daarvan ziet hij in toename van geweld en corruptie, achteruitgang van onderwijs enzovoort.
Wat kan dit tij van nihilisme doen keren en ons bezielen tot een andere levensoriëntatie? vroeg Verbrugge zich af. Wezenlijke koersverandering kan volgens hem alleen worden ingezet door „het huiveringwekkende inzicht dat de ondermijnende machten in onze samenleving niet slechts van buiten, maar vooral ook van binnen komen.”
De filosoof wees erop dat de Verlichting gevoed is door het Europese christendom. „Individuele vrijheid stond ooit voor de opgave om zichzelf te overwinnen, om in navolging van Christus de vrijheid van de eigen bestemming te vinden, mede ten behoeve van de gemeenschap.”
De westerse mens moet in Verbrugges optiek komen tot een „heilige zelfoverwinning”, waarin zijn individuele verwerkelijking wezenlijk verbonden is met „het Heilige en de gemeenschap die daaruit leeft.”
Voor Verbrugge was het de vraag of deze „tweede religiositeit” in het Westen zal doorbreken of dat de cultuur zal ten ondergaan. Simonis vond die visie echter een beetje fatalistisch. „Hoe lang mogen we alleen de filosofen laten praten? Al zijn we maar een radertje, we zijn zelf de tijd en maken zelf de cultuur. Vanuit het geloof moeten we spreken, bidden en werken.”
Hij pleitte ervoor de drieslag van de Verlichting - vrijheid, gelijkheid en broederschap - te vervangen door die van verantwoordelijkheid, gelijkwaardigheid en solidariteit.
Cultuursocioloog Van den Brink verzette zich tegen de gedachte dat de Nederlandse samenleving geestloos, materialistisch en individualistisch is. Toen Buijs reageerde met de opmerking dat Van den Brink de kwade kanten van het individualisme onderschatte, stelde deze dat de betrokkenheid op elkaar niet minder, maar anders georiënteerd is. „In kleine verbanden is een sterke onderlinge band.”
Verbrugge pleitte voor herwaardering van de rol van het gezin en andere kleinschalige verbanden waarin deugden kunnen worden overgedragen.
Ook Simonis zag veel in een deugdethiek, die het gedrag van mensen wezenlijker verandert dan normen. Wel vroeg hij zich af of deugdbeoefening kan herleven zonder God erin te betrekken.
Volgens Van den Brink praktiseren vele niet-gelovigen deze deugden „volop. Moeten wij het Verhaal installeren in de software van de maatschappij om haar te vernieuwen? Ik weet niet of dat nodig is.”
Komt dat niet doordat jij nog in die traditie bent opgegroeid? vroeg Verbrugge. „Het gaat om de kinderen van onze kinderen. Verschaft een onmiddellijk appèl voldoende grondslag voor maatschappelijke cohesie?”
Simonis deelde die twijfel. „Na een paar dagen rondlopen in Bombay doen die straatkinderen je weinig meer. Je raakt afgestompt. Onze motieven moeten gedragen zijn door Gods liefde. Die moeten we waarmaken. Als je daarbij niet bidt, houd je het niet vol.”
Verbrugge, die zichzelf als religieuze zoeker typeerde, meende dat zelfoverwinning een goddelijke dimensie veronderstelt. Of er alleen over Gods liefde moet worden gesproken, betwijfelt hij. „Er zit iets negatiefs en huiveringwekkends in de wereld, die verlossingservaring noodzakelijk maakt.”
In reactie op een vraag uit de zaal sloot hij niet uit dat inspiratie ook uit de huivering voor het kwade kon voortkomen.