Rechtszaak over oorlog Irak
Een discussie over een eventuele deelname van Nederland aan de dreigende oorlog in Irak moet in de Tweede Kamer worden gevoerd en niet in de rechtszaal.
Dat was een van de belangrijkste verweerpunten van landsadvocaat G. Houtzagers in het kort geding dat achttien Irakezen tegen de staat en tegen premier Balkenende en PvdA-leider Bos hebben aangespannen.
Met de rechtszaak vrijdag voor de rechtbank in Amsterdam wilden de Irakezen bereiken dat Nederland afziet van elke mogelijke medewerking aan een oorlog in het Midden-Oosten. Zij hebben allen verwondingen of trauma’s opgelopen tijdens de Golfoorlog. De Irakezen, momenteel woonachtig in verscheidene grote steden in Irak, waren overigens niet in Amsterdam aanwezig.
Ook Balkenende en Bos waren, als privé-personen, gedagvaard. „Zij zijn de leiders van de twee grootste politieke bewegingen in Nederland en hebben dus de macht in handen om zich te verzetten tegen de Amerikaanse agressie”, betoogde advocaat N. Steijnen namens de Irakezen.
De landsadvocaat zei deze redenering niet te kunnen volgen. „Balkenende en Bos zijn politici en moeten in de Tweede Kamer standpunten innemen in het politieke debat”, zei Houtzagers. „Als zij geen standpunt meer kunnen innemen, belet dit een goed functioneren van de parlementaire democratie.”
President van de rechtbank J. Peeters stelde tijdens de zitting al vast dat hij niet op de zaken vooruit kan lopen. „In juridische zin is het nog volstrekt onduidelijk of er oorlog zal uitbreken, wanneer dat zal zijn, wie er aan deelnemen en hoe dat zal gebeuren.”
Steijnen: „Maar die oorlog komt er sowieso, Amerika is er mee bezig. U schrikt daar toch ook van? U leest het toch in de krant en ziet het op televisie?”
De rechter doet op 28 februari uitspraak.