Johan Maurits (III)
Koningin Beatrix, kroonprins Willem-Alexander en prinses Máxima zullen op 28 maart hun staatsbezoek aan Brazilië afronden met een verblijf in de plaats van Johan Maurits: Recife.
Volgend jaar is het vier eeuwen geleden dat Johan Maurits van Nassau-Siegen (1604-1679) werd geboren. In twee vorige afleveringen kwamen zijn activiteiten ter sprake, dit keer hebben we het over zijn Braziliaanse periode.
Een van de grote idealen van Johan Maurits was Hollands Braziel door wetenschappers systematisch te laten onderzoeken. Hierin was hij opvallend modern. Dachten zijn tijdgenoten vaak nog in termen van de middeleeuwse scholastiek, Johan Maurits werd vanuit een humanistische visie getrokken door het nieuwe en onbekende. Hij trof het daarbij dat de wetenschap geweldig in opkomst was. Daarom moedigde hij natuurkundigen, cartografen, antropologen en medici aan om het landschap te observeren, bevolkingsonderzoek te doen en planten te onderzoeken voor nieuwe medicijnen.
Vanuit het moederland had hij een staf van 46 geleerden, kunstenaars en ambachtslieden meegenomen. Onder hen bevonden zich zijn hofpredikant, de filosoof en dichter ds. Franciscus Plante, die in Brazilië een van zijn voornaamste raadgevers zou worden, en zijn lijfarts Willem Piso. De laatste was gespecialiseerd in tropische ziekten en medicinale planten. Verder had Johan Maurits de briljante astronoom Georg Markgraf meegenomen, een jonge, rusteloze wetenschapper die ook wiskundige, bioloog en medicus was. Samen met zijn vriend Willem Piso schreef hij een standaardwerk over de bevolking, het landschap en het planten- en dierenrijk van Brazilië, onder de titel ”Historiae Naturalis Brasilae”. Dit werk, dat in 1648 werd gepubliceerd, zou meer dan 150 jaar als gezaghebbend standaardwerk op de Nederlandse universiteiten worden gebruikt.
Behalve de wetenschap moest ook de kunst ruime aandacht krijgen, vond Johan Maurits. Daarom had hij zes kunstschilders meegenomen, onder wie de landschapsschilder Frans Post en Albert van den Eeckhout, die vooral indianen en dierfiguren schilderde. Koningin Beatrix, prins Willem-Alexander en prinses Máxima zullen eind maart een expositie van de werken van Frans Post in Recife bewonderen.
Door de komst van immigranten en militairen bleek het vestingstadje Recife spoedig te klein. Daarom werd aan de overzijde op het moerassige eiland Antonio Vaz de satellietstad Mauricea of Mauritsstad gebouwd. Deze kreeg een rechthoekig stratenpatroon, waarbij Haarlem als voorbeeld diende. Mauritsstad werd met het oude Recife verbonden door een brug, waarvoor Johan Maurits zelf als amateur-architect de bestektekeningen maakte. Om het wonen in de nieuwe stad te veraangenamen, werden de straten verhard met Hollandse baksteen en van riolering voorzien. Er kwamen zelfs sanitaire voorzieningen en een stadsreinigingsdienst.
Deze feiten tonen aan hoe ver de urbanisatie in Hollands Braziel was gevorderd. De nieuwe huizen werden gebouwd in traditionele Hollandse stijl met een trapgevel of een klokgevel en hadden aan de voorzijde meestal drie verdiepingen. De benodigde stenen voor deze huizen kwamen uit Nederland en werden tijdens de retourreizen van schepen als ballast gebruikt. Wegens de schaarste aan woonruimte was de huur hier soms zesmaal hoger dan van een woning in Amsterdam. De Hollandse invloed op de huizenbouw heeft zich in Recife tot ver in de 19e eeuw voortgezet.
Om in de pas met de Europese vorstenhuizen te blijven wenste de gouverneur een paleis van prinselijke allure. De bouwplannen hiervoor werden argwanend gevolgd door de bewindvoerders van de West-Indische Compagnie. Hoe kon hij dat alles ooit betalen? Maar Johan Maurits zette zijn plannen door. „Cost gaet voor de baet uit”, was zijn devies. Hij kon overigens de hoge bouwkosten van 600.000 gulden betalen uit de buitgelden en uit de opbrengsten van zijn landgoederen in Duitsland.
Kort daarop verrees zijn paleis ”Vrijburg” in Italiaanse renaissancestijl naar een ontwerp van Pieter Post. Een van de kamers werd geheel in ivoor uitgevoerd, dat uit Afrika werd geïmporteerd. Rond het paleis werd een fraai park aangelegd dat voor het publiek vrij toegankelijk was. Hierin werden 700 volwassen kokospalmen geplant die op platbodems over lange afstand waren aangevoerd. Wijnstokken gaven drie tot vier keer per jaar rijpe druiven. Behalve Vrijburg liet Johan Maurits ook nog zijn paleis Boa Vista bouwen, dat aanzienlijk eenvoudiger werd uitgevoerd. Hij gebruikte dit alleen voor privé-doeleinden.
In 1642 werd na moeizaam onderhandelen een definitieve wapenstilstand met Portugal bereikt. Dat was voor de West-Indische Compagnie aanleiding om het met de militaire uitgaven nog zuiniger aan te doen dan ze al deed. Hierdoor werd de verstandhouding met Johan Maurits er niet beter op. Juist deze pertinente zuinigheid en het ontbreken van enige steun op een moment dat deze nodig was, heeft het optreden van de graaf van Nassau gedwarsboomd.
Op 11 mei 1644 vertrok Johan Maurits ten slotte met groot gevolg naar Paraiba om zich te laten inschepen, omdat zijn dienstperiode er op zat. Dit vertrek, dat door vriend en vijand betreurd werd, was tegelijk het einde van de bloeitijd van de kolonie. Johan Maurits werd door enkele Tapuya’s op de schouders gedragen en aan boord gebracht. Met een rijk beladen vloot van dertien schepen met een bemanning van 1400 koppen vertrok hij. In de ruimen van de schepen lagen kostbare ladingen verfhout, goud, tabak, ivoor, confituren, suiker en huiden die in Holland 2,5 miljoen florijn zouden opleveren.
Op het laatste moment hadden de bewindvoerders van de WIC nog getracht Johan Maurits voor een tweede ambtsperiode te strikken. Hij weigerde en had daar goede redenen voor. Ten eerste konden de Heren XIX hem geen absolute volmacht garanderen. Zij hadden namelijk een deel van zijn bevoegdheden toegekend aan Christoffel Arciszewski, zonder de gouverneur daarin te kennen. Dat gaf uiteraard redenen tot onenigheid over de bevelvoering. De onherstelbare breuk die daarvan het gevolg was, heeft ongetwijfeld mede geleid tot de ondergang van Hollands Braziel. Verder zat het economisch tij tegen.
Na terugkeer in Holland bracht Johan Maurits de Staten-Generaal uitgebreid verslag uit over zijn ambtsperiode in Braziel. Ook droeg hij oplossingen aan voor de zware schulden van de planters en hekelde in scherpe bewoordingen het disfunctioneren van de bewindvoerders van de WIC.
Professor Charles Boxer stelt dat Holland zeker zijn kolonie had kunnen behouden als Amsterdam tijdig de nodige kapitalen bijeen had gebracht. Het leger had dan het landsdeel Bahia definitief op de Portugezen kunnen veroveren met een gelijktijdige blokkade van de Taag. Of deze hypothese juist is, valt sterk te betwijfelen. Vaststaat in ieder geval dat het beheer over leger en vloot nooit bij de compagnie had mogen berusten, maar bij de staat zelf. Het voortbestaan van de kolonie was nu afhankelijk van een krenterige en op winst beluste koopmanskliek.
De wapenspreuk van Johan Maurits was ”Qua patet orbis” (tot aan de einden der wereld). Misschien droomde hij wel van een Atlantisch Hollands imperium. Maar de werkelijkheid is een „versuymd Brasiel” geworden. Uit de geschiedenis kan men altijd lering trekken.