Binnenland

Polderpionier ontsnapt aan razzia

Lange tijd was de Noordoostpolder een veilig toevluchtsoord voor onderduikers. Tot de Duitsers de fuik dichttrokken. Henk te Raa ontsnapte.

L. Vogelaar
13 November 2009 19:07Gewijzigd op 14 November 2020 09:09
MARKNESSE – Lange tijd was de Noordoostpolder een veilige plaats voor mannen die niet naar Duitsland wilden. Op 17 november 1944 maakten de Duitsers bruut een eind aan het Nederlands Onderduikers Paradijs. Tekening collectie H. J. Rotgans, Nieuw Land Erfg
MARKNESSE – Lange tijd was de Noordoostpolder een veilige plaats voor mannen die niet naar Duitsland wilden. Op 17 november 1944 maakten de Duitsers bruut een eind aan het Nederlands Onderduikers Paradijs. Tekening collectie H. J. Rotgans, Nieuw Land Erfg

Een grote groep jonge mannen uit Geesteren-Gelselaar in de Achterhoek moest in november 1943 als arbeider naar Duitsland. Dat wachtte Te Raa niet af. Hij vluchtte naar de Noordoostpolder, waar zijn broer al twee jaar werkte. Zijn leeftijdgenoten hoefden overigens ook niet weg: „Ze staken een gloeiende pook bij de koeien in de bek, waardoor die blaren kregen. Mond-en-klauwzeer moest dat lijken. En de veearts, die de bedoeling begreep, zei dat het er inderdaad op leek.”Inmiddels zat Te Raa al in de Noordoostpolder (NOP). „Die afkorting stond ook voor: Nederlands Onderduikers Paradijs.” De nog maar pas drooggevallen vlakte moest in cultuur worden gebracht en leverde vervolgens een belangrijke bijdrage aan de voedselvoorziening. De polderwerkers hoefden daarom niet naar Duitsland. Daardoor stroomden de werklustigen toe; ook mensen die nog nooit een schop hadden vastgehouden: studenten, ex-militairen en mensen uit andere beroepsgroepen. Een groot aantal onderduikers zocht eveneens een goed heenkomen in de uitgestrekte polder. Daaraan herinneren de namen Onderduikersweg en Onderduikerspad in Espel.

De Duitsers lieten de polder met rust. In 1944 kampten ze echter met een steeds groter tekort aan arbeidskrachten. Bovendien hadden in de polder illegale activiteiten plaats, waaronder wapendroppings. Daarom hield de bezetter op 6 augustus een razzia. „Mijn broer is toen weggevoerd”, zegt Te Raa. „Ik ben, net als vele anderen, de polder uitgevlucht. Terug naar huis.” Daar werd een brief van landdrost dr. ir. S. Smeding bezorgd: „Of we alsjeblieft wilden terugkomen, want er moest geoogst worden. En het zou nóóít meer gebeuren.”

Te Raa ging terug. Toen de oogst binnen was, bleek wat de belofte van de Duitsers waard was. Op donderdag 17 november werden in alle vroegte honderden Duitsers en Nederlandse SS’ers per boot afgezet langs de IJsselmeerkust. SS-officier Rauter gaf persoonlijk leiding aan de operatie. De soldaten grendelden de toegangswegen af en trokken de polder in. De fuik zat dicht.

De polderwerkers kregen bevel de paarden op stal te zetten en eten en een deken te pakken. Duizenden mannen werden afgevoerd. Op het station in Meppel stonden ze lange tijd in de regen. De Duitsers schoten in de lucht en dreigden dat vluchtelingen zouden worden neergeschoten. In veewagens stonden de gevangenen mannetje aan mannetje tijdens de vele uren durende rit naar Duitsland.

Te Raa was er niet bij. „Die 17e november was ik ’s morgens met een collega tarwe aan het zaaien. Met de hand, want de machines deden het niet meer. Twee Duitsers brachten een briefje met het bericht dat we ons moesten klaarmaken voor vertrek. We vluchtten de tocht over, het riet in. Daar hielden we ons schuil. Op verschillende plaatsen in de polder hoorde je geweerschoten.”

Ontsnapt

’s Avonds werd het stil. We kwamen tevoorschijn en vroegen aan een man op een damesfiets of alles veilig was. Ja, zei hij. Maar even verderop stond een Duitser met een automatisch geweer. Er lag een tocht tussen hem en ons, maar vluchten kon niet, want hij hield ons onder schot. Toen we op de weg kwamen, stond daar de man met de damesfiets. Het was een Nederlandse SS’er; hij had ons aangegeven. Dat was niet netjes van die man.

De Duitser, een onbeschofte kerel, bracht ons naar de boerderij waar we werkten. Daar kreeg de baas op z’n kop, want die had gezegd dat hij niet meer personeel had, en nu kwamen er toch nog twee opdagen.

We konden niet meer worden weggevoerd, dus we moesten in Kamp Marknesse, waar we woonden, overnachten en ons de volgende morgen melden. We liepen echter naar een boerderij en verstopten ons in het hooi. Er waren daar meer gevluchte arbeiders. Ik had een lange discussie met een man die over niets anders kon praten dan over de recente Vrijmaking in de Gereformeerde Kerken.”

Toen de razzia na drie dagen voorbij was, waren er in de polder maar weinig mannen over. „We kregen een ausweis, want de paarden moesten verzorgd worden, dus de directie wilde ons niet kwijt.”

De nu 87-jarige inwoner van Nagele was tijdelijk naar de polder gekomen, maar is er altijd gebleven. De pioniers –officiële naam voor degenen die vóór mei 1945 al in de polder werkten– en hun vrouwen komen elk jaar bij elkaar; ook de weduwen zijn erbij. „De laatste keer waren we met 47 personen, allemaal boven de tachtig.”

Vijf jaar geleden trokken ze nog eens langs de route waarlangs de meeste mannen in 1944 werden afgevoerd naar Meppel. Toen te voet. Nu per luxe touringcar.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer