Buber wilde joodse traditie verlevendigen
De joodse godsdienstfilosoof Martin Buber (1878-1965) wilde de oude joodse traditie verlevendigen en in contact brengen met de moderne tijd. In zijn radicale vernieuwing van de joodse traditie ging hij bijna paulinisch met de joodse wet om. Dat vervreemdde velen binnen het jodendom van hem.
Dat concludeert theoloog dr. H. Schravesande (1943) in een proefschrift over Martin Buber, waarop hij vrijdag aan de Vrije Universiteit promoveerde. In zijn proefschrift ”Jichud. Eenheid in het werk van Martin Buber” (uitg. Boekencentrum) is hij op zoek naar een samenhangende gedachte in het werk van Buber. Buber zelf deelde zijn oeuvre in vieren in: geschriften over filosofie, over de Bijbel, over het chassidisme en over het jodendom.Buber was hoogleraar in de joodse geloofsleer en ethiek in Frankfurt am Main. In 1938 vluchtte hij naar Jeruzalem, waar hij tot 1951 aan de Hebreeuwse Universiteit in Jeruzalem lesgaf in de antropologie en de sociologie. Buber rekende zichzelf tot het zogenaamde reformjodendom, maar voelde zich geïnspireerd door de chassidische traditie van het Oost-Europese jodendom waaruit hij zelf afkomstig was.
Hij raakte bekend door de vertaling van talrijke vertellingen en tradities van het chassidisme in het Duits. Buber wilde West-Europese joden kennis laten maken met een waardevolle Oost-Europese joodse vroomheid. Samen met de filosoof Franz Rosenzweig vertaalde Buber de joodse Heilige Schrift, de Tenach, in het Duits: de zogeheten ”Verdeutschung” van de Schrift.
Voor Buber waren zijn werken over de Bijbel en zijn werk aan de Bijbelvertaling het belangrijkste van zijn leven, aldus Schravesande. Zijn verworven wijsgerige inzichten paste Buber toe op het opnieuw openleggen van de joodse traditie zoals die in de Schrift aanwezig is. Hij had daarbij een missionaire doelstelling, aldus de promovendus. „Aan de ene kant om de geseculariseerde Duitse joodse jongeren weer met het wezenlijke van hun bronnen in aanraking te brengen, en aan de andere kant als een fundamentele uitdaging aan de christenen en de Duitse cultuur.”
Tegenstellingen
Volgens Buber is het jodendom niet eenduidig, maar vol tegenstellingen. De mens is voor de jood gescheiden, gevallen, onvolmaakt. Uit de innerlijke gespletenheid komt het verlangen naar verlossing op. Zonde is de scheiding van goed en kwaad, die in de messiaanse tijd voor eeuwig vernietigd zal worden.
Buber nam eigen standpunten binnen het jodendom in. Hij keerde zich tegen de idee en de praktijk van de zending. De joodse religie leert volgens hem niet dat de boodschap aan de volken verkondigd moet worden. Het geestelijke proces van het jodendom voltrekt zich volgens Buber in een verwerkelijking van drie ideeën: de idee van de eenheid, van de daad en van de toekomst.
Buber achtte een schifting binnen de joodse traditie essentieel: er tekent zich een duidelijke voorkeur af voor het profetische boven het priesterlijke, voor de verhalende ”haggada” boven de wettische ”halacha”, voor de geschriften van de mystici boven die van de rabbijnen.
Buber legde de nadruk op de universele dimensies van het jodendom. „God staat garant voor de eenheid van de werkelijkheid, de mens is geroepen om aan de voltooiing van de schepping mee te werken”, aldus Schravesande.
Ik en jij
Van Buber is veel vertaald. Zijn bekendste werk is ”Ik en jij”, waarin de dialoog tussen mens en medemens c.q. wereld en God centraal staat. Uitgangspunt van Buber is niet de mens, noch de wereld, maar de relatie tussen mens en wereld. Bij de godsdienstfilosoof staat centraal dat de mens zichzelf als eenheid moet vinden en beleven, aldus Schravesande.
„Eenheid wordt niet primair gedacht, maar voltrekt zich in de verwerkelijking van de eenheid van de mens met de wereld. Het ik wordt in deze relatie tot persoon. In die betrekking, ook van het ik tot God, komt het tot een werkelijke ontmoeting. Maar het blijft een twee-eenheid. Het ik-jij-denken kreeg bij Buber het karakter van een cultuur- en godsdienstkritiek.”