Het theologisch dwaalspoor van Rowan Williams
Het is in de lijn van de Dordtse synode om te letten op de ontwikkelingen binnen de Anglicaanse Kerk. Historisch gezien is dat een gereformeerde kerk met een geheel eigen karakter. Zo zagen onze vaderen haar ook. Vandaag mag dus de vraag gesteld worden naar de leerstellige denkwijzen van dr. Rowan Williams. Volgende week wordt hij gewijd tot aartsbisschop van Canterbury.
In de ”39 artikelen”, de officiële belijdenis van de Anglicaanse Kerk, blijkt dat zij de gereformeerde leer van Gods genadige verkiezing belijdt. In haar kerkregering heeft zij echter vastgehouden aan de bisschoppelijke vorm. Sinds 1662 moet elke ambtsdrager ook door een bisschop zijn geordend.
De primaat van de Church of England is de aartsbisschop van Canterbury. Deze bepaalt voor een niet onbelangrijk deel het gezicht van de Anglicaanse Kerk. De wijding van dr. Williams tot aartsbisschop van Canterbury -door koningin Elizabeth, formeel het hoofd van de Kerk van Engeland- heeft binnen de anglicaanse gemeenschap tot veel reacties geleid. Positieve, maar ook kritische reacties, vooral van de kant van behoudende anglicanen.
Tot kritiek is helaas alle reden, en niet alleen als het gaat om Williams’ visie op seksuele ethiek. Herhaaldelijk heeft hij kenbaar gemaakt dat homoseksuele relaties voor hem niet per definitie onacceptabel zijn.
Williams heeft meerdere boeken geschreven, zodat het niet moeilijk is grip te krijgen op zijn theologische inzichten. Het meest toegankelijke werk is ”Open to judgement”, een bundeling van preken en toespraken die hij bij diverse gelegenheden heeft gehouden.
De rode draad die door deze preken en toespraken loopt, is dat er geen objectieve waarheid over God is. Wie dat wel stelt, maakt zich in zijn ogen schuldig aan machtsmisbruik in de naam van God. Geloven is voor Williams geen vast vertrouwen, en al helemaal geen zeker weten waardoor ik alles voor waarachtig houdt wat God ons in Zijn Woord heeft geopenbaard, maar een ondefinieerbare mystieke ervaring. Dat maakt zijn grote waardering voor allerlei niet-christelijke vormen van mystiek verklaarbaar.
Het zal duidelijk zijn dat in de theologie van Williams geen plaats overblijft voor de eeuwige rampzaligheid als objectieve werkelijkheid. Dan zou er namelijk een tweedeling door de mensheid lopen. En dat is voor hem principieel onaanvaardbaar. De nieuwe aartsbisschop van Canterbury kent uiteindelijk slechts één ketterij: dat met gezag in de naam van God wordt gesproken.
Bepalend voor Williams is de menselijke ervaring. We spreken niet over de mens en zijn ervaring vanuit God, maar over God vanuit de mens en zijn ervaring. Uit het kruis en de opstanding van Christus leidt hij af dat onze orthodoxie telkens weer moet sterven en opstaan. Wij mogen geen definitieve overtuiging hebben. Van enige exegese van wat de Schrift zelf zegt over het kruis en de opstanding van Christus is bij hem geen sprake. Williams’ inzichten kunnen de naam van theologie feitelijk dan ook niet dragen. Hier is sprake van filosofie los van de Schrift; niet van theologie in gebondenheid aan die Schrift.
Hoezeer de mens bepalend is in de theologie van de aartsbisschop komt naar voren in Williams’ opvattingen over seksualiteit. De enige norm voor waarachtige seksualiteit is voor hem dat ons lichaam voor anderen een bron is van geluk. Daarom wijst hij pedofilie af, maar bepleit hij ruimte voor seksuele relaties buiten het huwelijk, niet alleen homoseksuele, maar ook heteroseksuele.
In de Schrift wordt meer dan eens een relatie gelegd tussen dwaalleer en het niet ernstig nemen van het huwelijk als inzetting van God. Helaas beantwoordt Canterbury’s nieuwe aartsbisschop hierin volledig aan het portret dat de Bijbel van een dwaalleraar geeft.
Zonde betekent naar Williams’ overtuiging dat wij slachtoffer zijn. Het kruis van Christus laat zien dat God Zelf slachtoffer wilde zijn. Door het kruis van Christus worden we volgens Williams zowel bevrijd van ons verdrukt zijn door anderen, als van ons verdrukken van anderen. Van de christelijke en protestantse leer van zonde en de verzoening daarvan blijft in zijn theologie volstrekt niets over.
Williams beschrijft de Heere Jezus Christus niet als Gods antwoord op de zondenood van de mens, maar als Gods vraag die alle zekerheden omstoot. Naar zijn overtuiging kunnen we over God en over de Heere Jezus Christus uiteindelijk slechts zwijgen.
Evenals alle relativisten houdt hij zich hier zelf niet aan. Datgene wat hij, in woord en geschrift, tot nu toe heeft uitgedragen, wettigt de conclusie dat hij er zelf goed aan doet te zwijgen - en niet langer de algemeen christelijke en protestantse geloofsovertuigingen af te breken.
Laat de nieuwe aartsbisschop van Canterbury zijn mond pas weer openen als hij, vanuit innerlijke overtuiging, mag beginnen met de woorden: „Alzo zegt de Heere.”