Opvoeding in gereformeerde kringen
Behalve met de leer hebben de gereformeerden zich veelvuldig beziggehouden met de levenspraktijk. Dat is dan ook het thema van de onlangs verschenen bundel ”De gereformeerden en hun vormingsoffensief door de eeuwen heen”. Het is een liber amicorum ter gelegenheid van het emeritaat van prof. L. F. Groenendijk.
In het slothoofdstuk geeft prof. W. J. op ’t Hof een overzicht van de talloze publicaties Groenendijk, die hoogleraar in de geschiedenis van de levensbeschouwelijke opvoeding was. Van huis uit vertrouwd met de oude schrijvers, publiceerde Groenendijk aanvankelijk veel in het Documentatieblad Nadere Reformatie. Later distantieerde hij zich van dit milieu. Dat leidde ook tot een zeer negatieve beoordeling van mensen als Koelman en Van der Groe.In de bundel komen tal van personen en onderwerpen aan de orde. Van het leven van de eerste ziekentrooster in Nieuw-Nederland tot het godzalig sterven van de 12-jarige Herbert van Slingelandt in 1674. En van de avonturen van de negentiende-eeuwse vrijgevochten ds. Jan de Liefde tot de opvattingen van prof. Waterink over de seksuele opvoeding.
Maagdenhof
De Groningse hoogleraar J. J. H. Dekker schenkt aandacht aan de bekende figuur van Jacob Cats. Hij noemt hem de succesvolste van alle pedagogische moralisten uit de zeventiende eeuw. In de godsdienstig verdeelde samenleving van die tijd werd groot belang gehecht aan de opvoeding. Het ging daarbij wel om de juiste opvoeding, die paste bij de eigen godsdienstige denominatie.
Daarbij werden twee strategieën toegepast. De ene kwam op vanuit de leerstelligheid, de andere deed haar best om de moreel-pedagogische boodschap in aantrekkelijke teksten en mooie beelden te verpakken.
Koelman, De Swaef, en Wittewrongel behoorden duidelijk tot de eerste categorie. Zij voerden een pleidooi om van het gezin een kleine kerk te maken en pleitten voor een strenge en orthodoxe opvoeding.
Jacob Cats was wat minder streng en bereikte daardoor een breder publiek. Tot zelfs rooms-katholieken toe. Zijn geschriften hadden een algemeen-christelijke toon. Hij nam zijn uitgangspunt in de christelijke deugden. Volgens de auteur werd Cats op latere leeftijd aangetrokken door de Nadere Reformatie, maar werd hij geen piëtistisch pedagoog.
Cats schreef graag expliciet en wellustig over de verlokkingen van het vlees en probeerde vervolgens zijn lezers het pad der deugd voor te houden. Meisjes moesten zo veel mogelijk thuisblijven. „Gij, wilt ge zijn van goeden lof,/ Blijft thuis, dat is het maagdenhof”, zo houdt hij hun voor.
Molukse bevolking
Prof. dr. G. J. Schutte, emeritus hoogleraar aan de VU, schrijft over het onderwijs aan de Molukse bevolking in de tijd van de VOC. Bij de verovering van Ambon op de Portugezen in 1605 trof men daar een aantal gekerstende inwoners aan. Die werden voortaan in de gereformeerde (in plaats van de paapse) religie onderwezen. Ook werd het van groot belang geacht dat de Molukse kinderen onderwijs ontvingen. „De schoolen sijn de rechte saeyplaetsen der religie”, zo meende men niet ten onrechte.
Aanvankelijk was het de bedoeling dat het onderwijs in het Nederlands gegeven zou worden, maar dat was niet uitvoerbaar. Van het onderwijsniveau moeten we ons niet te veel voorstellen. Maar toch is het opmerkelijk dat er op de Molukse eilanden al in de zeventiende eeuw een duidelijke onderwijsstructuur bestond. Niet alleen jongens, ook meisjes volgden het onderwijs, zij het dat die op jongere leeftijd de school verlieten „opdat geen oncuysheyt int opwassen geschiede.”
Kindheiligen
Dr. John Exalto, verbonden aan de VU, levert een bijdrage over de gereformeerde kindheilige na 1800, een wat onsympathieke term waarmee hij jonggestorven kinderen bedoelt van wie ouders en anderen mochten geloven dat zij goed waren heengegaan. Terecht wijst Exalto erop dat lang niet bij al deze sterfgevallen de levensloop en het sterfbed beschreven werden en in druk verschenen. De spirituele kinderbiografieën die in de loop der jaren het licht zagen, maken deel uit van de christelijke exempeltraditie.
Aan het eind van de vorige eeuw stelde prof. dr. F. van Lieburg dat de stroom bevindelijke autobiografieën langzamerhand is opgedroogd. Exalto ziet echter de laatste jaren juist ten aanzien van spirituele kinderbiografieën een groeiende belangstelling in bevindelijk gereformeerde kring, met ook nieuwe uitgaven.
Verder meent hij te kunnen constateren dat er in het gereformeerd piëtisme in de loop van de achttiende eeuw een transformatie plaatshad in de omgang met de verbondsleer. Het verbond legde het af tegen de verkiezing. De piëtist was onbekeerd, totdat het tegendeel bleek uit kenmerken en blijken van genade.
Maar ook bij de zestiende-eeuwer Beza, de opvolger van Calvijn, legde het verbond het af tegen de verkiezing, als je dat al zo wilt formuleren. Zijn tijdgenoot Olevianus stelde eveneens dat God het genadeverbond opricht met de uitverkorenen. En in de zeventiende eeuw wist Bunyan ervan dat een mens uit de stad Verderf moest worden uitgeleid. De schematisering van Exalto is daarom niet terecht.
Alles bij elkaar een bundel die niet zo heel veel samenhang vertoont, maar toch wel interessant is om er kennis van te nemen. Groenendijk kan ermee tevreden zijn.
N.a.v. ”De gereformeerden en hun vormingsoffensief door de eeuwen heen”, door Jan W. Steutel, Doret J. de Ruyter en Siebren Miedema (red.); uitg. Meinema, Zoetermeer, 2009; ISBN 978 90 211 4247 0; 222 blz.; € 19,90.