Rijnmond wapent zich tegen terreur
Zeker nu de Rijnmond als spil functioneert voor het transport van Amerikaans legermaterieel naar het Midden-Oosten, zijn bestuurders en bedrijven extra waakzaam voor terroristische aanslagen op tunnels, raffinaderijen en zeeschepen. „Wij houden met alles rekening”, zegt een veiligheidsspecialist, „maar honderd procent veiligheid kan niemand garanderen.”
Langzaam rijdt de trein met oorlogstuig door het Botlek- en Europoortgebied richting Rozenburg, een klein dorp te midden van chemische industrieën en olieraffinaderijen. De wagons vervoeren Amerikaanse tanks, jeeps en trucks in de richting van een afgeschermd haventerrein, waar het materieel wordt ingescheept met de Golfregio als bestemming.
De toenemende oorlogsdreiging in Irak en de mogelijkheid dat islamitische terreureenheden wraak nemen op bondgenoten van Amerika, heeft een grote impact op de Rijnmond. Het havengebied, 100 vierkante kilometer groot en motor van de Nederlandse economie, zit vol potentiële doelen: opslagtanks van chemische industrieën, olieraffinaderijen, elektriciteitscentrales, watervoorzieningen, spoorwegemplacementen en bruggen.
Aanslagen in de Rijnmond leiden onherroepelijk tot ontwrichting van de Nederlandse samenleving. Dat werd vorig jaar duidelijk toen opeens vier tunnels in Amsterdam en Rotterdam werden afgesloten wegens bommeldingen. Politie en leger traden in vol ornaat op. Het leidde tot een schrikreactie onder burgers en politici.
Draaiboeken
Begin deze maand kondigde premier Balkenende aan dat het kabinet zich voorbereidt op terreuraanslagen met wapens, gifgas en virussen als gevolg van de dreigende oorlog tegen Irak. Draaiboeken waarin de Nationale Reserve (Natres) en de Koninklijke Marechaussee worden ingezet voor de bescherming van mensen en strategische doelen, zijn volgens hem uit de kast gehaald. Alle risico’s worden in kaart gebracht. De Nederlandse regering wordt daarin bijgestaan door het Crisis Onderzoek Team, een internationaal gezaghebbend bureau in Den Haag onder leiding van prof. dr. U. Rosenthal.
Ook in de Rijnmond vindt voortdurend veiligheidsoverleg plaats tussen overheden, hulpdiensten en bedrijven. Burgemeester I. Opstelten van Rotterdam, verantwoordelijk voor crisisbeheersing in het havengebied, heeft uitgebreide rampenplannen klaarliggen. Die zijn na de aanslagen tegen de VS op 11 september 2001 aangepast.
Opstelten is voorzitter van de regionale veiligheidsstaf. Die wordt bijgestaan door de zogeheten Port Security Policy Board (PSPB), een multidisciplinair veiligheidsoverleg dat in november is opgericht en zich richt op veiligheid in de haven. In de PSPB hebben vertegenwoordigers van politie, brandweer, geneeskundige diensten en het Gemeentelijk Havenbedrijf Rotterdam zitting.
Op het stadhuis wordt gewerkt met een schaalverdeling van 0 tot 5 om aan te geven hoe groot de terroristische dreiging is. Bij fase 0 is er geen risico en draaien alle veiligheidsdiensten zoals gebruikelijk. Bij toenemende dreiging wordt er opgeschaald, totdat daadwerkelijk een aanslag is gepleegd: fase 5. De gemeente houdt geheim in welke fase Rotterdam zich op dit moment bevindt.
Terughoudend
Over de verscherpte veiligheidsmaatregelen in de Rijnmond zijn woordvoerders van diverse instanties en bedrijven zeer terughoudend. „Wij doen wat we doen moeten. Veel meer kan ik niet zeggen”, zegt Edmond Messchaert, woordvoerder van de burgemeester. „In onze rampenplannen staan diverse scenario’s over terreurdreiging beschreven. De strategisch kwetsbare plekken kan iedereen zelf wel bedenken. Details kan ik niet geven, al is het wel zo dat we ons niet alleen voorbereiden op een grote klap, maar ook op bedreigingen in mkz-achtige sfeer.”
Terreur staat sinds 11 september ook hoog op de agenda van het Gemeentelijk Havenbedrijf Rotterdam (GHR). Er wordt momenteel hard gewerkt aan een zogeheten multidisciplinair Port Security Plan, waarin staat aangegeven welke acties bij welke calamiteiten moeten worden ondernomen. GHR heeft vier man extra vrijgemaakt voor de bestrijding van internationaal terrorisme. Sinds enkele maanden is ook de Amerikaanse douane in de haven actief: alle containers die richting de VS gaan, worden door de dienst doorgelicht. Maar details over het veiligheidsbeleid wil woordvoerder Sjaak Poppe van GHR niet kwijt.
Zowel Messchaert als Poppe verwijst voor vragen naar het ministerie van Binnenlandse Zaken. Daar geeft woordvoerder Frank Beers aan dat van directe inzet van militairen voor de bewaking van strategische doelen vooralsnog geen sprake is. Op twee objecten na: de Amerikaanse ambassade in Den Haag en het Amerikaans consulaat in Amsterdam.
Tot het inzetten van leger en marechaussee bij vitale sectoren in de Rijnmond wordt pas in geval van ernstige bedreiging overgegaan, aldus Beers. „Zolang we daarvoor geen signalen hebben, gaan onze militairen niet de straat op. En tegen gekken kun je je heel moeilijk beschermen. Dan zou je op elke straathoek een militair moeten stationeren. Maar daar is in Nederland geen mentaliteit voor.”
Bewaking door legereenheden gebeurt op basis van risicoanalyses. Beers: „Voor het plegen van grote aanslagen is veel voorbereiding nodig. Het is de taak van onze inlichtingendiensten, de AIVD en de MID, om daarover tijdig gegevens in handen te hebben. Mocht er sprake zijn van een reële dreiging, dan zijn we in een mum van tijd paraat. Voor elk type dreiging zijn maatregelen voorbereid - indien nodig heel zware.”
Streng veiligheidssysteem
In de Rijnmond werken veiligheidsinstanties nauw samen met de industrie. Vooral grote Amerikaanse concerns als ExxonMobil, Texaco en Lyondell Chemical hebben eigen, hooggekwalificeerde bewakingsdiensten. „Wij beschikken over een streng veiligheidssysteem. Al van ver voor 11 september”, zegt woordvoerder Nelo Emerencia van ExxonMobil. „De aanslagen in de VS hebben ons ertoe gebracht nog eens alle aspecten van veiligheid door te nemen om ons ervan te vergewissen dat alles goed is. Waar nodig hebben we aanvullend maatregelen getroffen.”
Over het algemeen reageren de honderden bedrijven in het Botlek- en Europoortgebied kalm, maar niet zonder bezorgdheid op de naderende oorlogsdreiging, zegt Hans Volbeda van VSS Consultancy. Volbeda kent de Rijnmond als zijn binnenzak: hij werkte er jarenlang als veiligheidsadviseur, eerst in dienst van de overheid, later bij containeroverslagbedrijf ECT. Tijdens de Eerste Golfoorlog zat hij in een commissie die zich bezighield met terrorismebestrijding in de zeehaven. Sinds twee jaar werkt de veiligheidsexpert zelfstandig.
In verband met de oorlogsdreiging in Irak bereiken Volbeda geregeld vragen over de risico’s van terroristische acties en de manier waarop bedrijven daarop het beste kunnen inspelen. Eén zaak staat voor hem bij voorbaat vast: „Honderd procent veiligheid bestaat niet. Tegen een aanslag zoals op het World Trade Center kunnen bedrijven zich nooit wapenen. Rotterdam Airport ligt om de hoek. Daarvandaan is er intensief vliegverkeer met Engeland. De aanvliegroutes lopen nagenoeg over de kwetsbare Rijnmond heen. Reactietijd om iets aan een gekaapt toestel te doen, is er nauwelijks. Zou je overwegen het neer te halen, dan gebeurt dat vermoedelijk toch boven de Rijnmond. Het enige wat je als overheden en bedrijven kunt doen, is ervoor te zorgen dat je optimaal over elkaar bent geïnformeerd.”
Explosieven
Bij het benaderen van het veiligheidsvraagstuk onderscheidt Volbeda externe risico’s (van buiten naar binnen) en interne (van binnen naar buiten). Bij het eerste valt te denken aan gewelddadige acties zoals het inrijden op gebouwen en depots met vrachtauto’s vol explosieven, het plaatsen van bommen of het afvuren van een projectiel, het ondermijnen van de infrastructuur en de energievoorziening en vormen van bioterrorisme.
Om zich te wapenen tegen fysiek geweld, nemen bedrijven allerhande maatregelen. Volbeda: „Dat gebeurt al heel eenvoudig door betonnen blokken voor de opslagtanks te leggen en door de bewaking uit te breiden met camera’s en toezichthouders. Het begint in feite al met een verscherpte controle bij de ingang van de poort.”
Bij interne risico’s gaat het met name om het uitlekken van gevoelige en kwetsbare informatie over bedrijfsobjecten en bedrijfsprocessen. Volbeda wijst als voorbeeld naar de aanslagen in Amerika. „Reken maar dat voor 11 september door terroristen langdurig en intensief is gewerkt aan het vergaren van allerhande noodzakelijke bedrijfsinformatie om die operatie mogelijk te maken.”
Essentieel in veiligheidsconcepten is dan ook bescherming van ”intelligence”, oftewel kennis. „Het gaat om informatie van uiteenlopende aard: over fysische eigenschappen van producten of over zeer eenvoudige feiten zoals logistieke verbindingen of de bereikbaarheid van kwetsbare goederen. Al die gegevens moeten in de juiste handen blijven. Bedrijven dienen dan ook alert te zijn op de integriteit van personeel en de beveiliging van hun werkprocessen. Daarom is de Wet openbaarheid bestuur in verband met terrorisme een slechte zaak.”
Internet
Informatiebeveiliging is bij bedrijven een ”hot issue”. Zij krijgen daarvoor bijstand van Deltalinqs, een organisatie in Pernis die de gezamenlijke belangen van zo’n 600 bedrijven in de Rotterdamse haven behartigt. Inmiddels is een scan gemaakt waarmee bedrijven kunnen nagaan of zij risicovol zijn voor terroristen. „We maken hun vervolgens duidelijk hoe zij zich tegen misdaad kunnen beschermen”, zegt staflid Tineke de Graaf.
Deltalinqs is nauw betrokken bij nieuwe wetgeving op securitygebied in nationaal en internationaal verband. De International Marine Organisation (IMO) van de Verenigde Naties bereidt strenge veiligheidseisen voor zeehavens voor, die ook voor de Rijnmond gevolgen zullen hebben. Zo komen er strengere eisen en voorschriften voor de beveiliging van terminals en schepen.
Namens de bedrijven voert De Graaf ook geregeld overleg met regionale overheden. Belangrijk is de vraag hoe ver bedrijven moeten gaan met het geven van openheid. „Het verstrekken van informatie via internet over milieuvergunningen bijvoorbeeld spoort lang niet altijd met de veiligheidsbelangen. Managers vragen zich af of we niet voorzichtiger moeten zijn. Die openheid maakt ons mogelijk onnodig kwetsbaar. Iedereen kan van zulke gegevens gebruikmaken, ook terroristen.”