Christelijk geloof verdient verdediging
Christenen moeten zich steeds maar weer verdedigen voor het feit dat ze in God geloven. Waar is dat voor nodig? Die vraag stelt Kluun in het essay dat vorige week verscheen bij het begin van de Maand van de Spiritualiteit. De auteur, die zelf hooguit in ”iets” gelooft maar zeker geen christen is, ergert zich eraan dat steeds weer van christenen geëist wordt het gelijk te bewijzen, terwijl atheïsten dat niet behoeven te doen. Dat is vreemd, vindt Kluun, want godloochenaars hebben geen sterkere argumenten dan christenen. „Het is net zo onmogelijk om het bewijs te leveren dat er geen God is als te bewijzen dat er wel een God is.”
Feit is dat mensen die geloven in de God van de Bijbel steeds weer in de verdediging worden gedrongen. Vooral opinieleiders hebben daar een handje van. Zij profileren zich bijna altijd als godloochenaars. En ze doen dat met groot dedain: iemand die nog in God gelooft, heeft volgens hen tijdens de lessen op de middelbare school even niet op zitten te letten toen het over de evolutie ging.Het gebeurt ook buiten de media, aan opleidingsinstituten, in de politiek, op het werk. Bewijs maar eens dat de Bijbel waar is en dat God bestaat. Vooral als gevolg van de secularisatie en de toenemende polarisatie klinkt deze vraag vaker en luider. Mensen die vasthouden aan de waarheid van de Bijbel en met zekerheid zeggen dat Jezus Christus de Weg, de Waarheid en het Leven is, worden neergezet als fundamentalisten. En die zijn gevaarlijk. Het gesprek met niet-christenen of het debat met de samenleving over het geloof is dus niet gemakkelijk.
Juiste argumenten
Bijkomend probleem is dat orthodoxe protestanten in het algemeen niet gewend zijn om assertief te reageren op vragen over en aanvallen op hun levensovertuiging. Dat blijkt ook uit het onderzoek dat de Roosevelt Academy in Middelburg onder de gereformeerde gezindte heeft uitgevoerd. Bij de presentatie deze week stelde onderzoekleidster prof. dr. Oomen dat bevindelijk gereformeerden het gevoel hebben beknot te worden in hun vrijheden, maar er tegelijkertijd voor terugdeinzen om hun opvattingen actief in het publieke domein uit te dragen. Met als gevolg dat de heersende publieke mening de idee krijgt dat reformatorisch gezinden geen argumenten hebben en feitelijk met een mond vol tanden staan.
Langzamerhand dringt binnen de gereformeerde gezindte het besef door dat het van belang is in het publieke domein, maar ook bij discussies op school of op de werkvloer, uit te leggen wat het geloof inhoudt en betekent. Dat vraagt moed, vaardigheid in het gesprek maar ook het beschikken over de juiste argumenten.
Er bestaat binnen orthodox-protestantse kring een groeiende belangstelling voor de apologetiek. Daaronder verstaan we de wetenschappelijke verdediging van het christelijk geloof. Anders gezegd: de apologetiek probeert met kracht van argumenten het goed recht van het christelijk geloof te verdedigen tegenover de redelijke, wetenschappelijke argumentatie van ontkenners van het Godsbestaan en van de waarheid van de Bijbel.
Verduisterd
Die toenemende interesse is op zichzelf opvallend omdat binnen het protestantisme altijd een zekere huiver heeft bestaan tegenover de wetenschappelijke, rationele verdediging van het christelijk geloof. Het gaat bij het geloof er immers niet in de eerste plaats om dat je de argumenten in het hoofd hebt, maar dat je de zaken in het hart beleeft.
Bovendien is er sinds de Reformatie veel kritiek geweest op de rooms-katholieke scholastiek, die met zuiver verstandelijke argumenten het bestaan van God meent te kunnen bewijzen. Reformatorische christenen beklemtonen terecht dat ons verstand zo verduisterd is dat al ons spreken over het bestaan van God en de waarheid van Zijn Woord niet verder komt dan stamelen.
Dat laatste is onmiskenbaar waar. De natuurlijke mens begrijpt niet de dingen die van Gods Geest zijn. Ze zijn voor hem een dwaasheid. Daarover is de Bijbel heel duidelijk. Geen mens is in staat de geheimen van God te doorgronden. Alleen wanneer het hart verlicht is door de Heilige Geest wordt Gods wijsheid aanvaard. Uiteindelijk gaat het niet om rationele kennis maar om geloofskennis.
Is apologetiek, waarbij redelijke argumenten worden gebruikt, dan onmogelijk of zelfs onwenselijk? Dat is niet zo. Sterker, iemand die de Naam van Christus belijdt, is geroepen voor die Naam op te komen als deze wordt aangevallen. Met alle beperkingen die een mens heeft, mag geen enkele christen de belastering van die Naam en de ondermijning van het gezag van de Bijbel over zijn kant laten gaan.
Apologetiek kan daarbij zeker behulpzaam zijn. Om een voorbeeld te noemen: velen verwijzen de opstandig van de Heere Jezus naar het rijk der fabelen. Wie kan uit de dood terugkeren? Dat strijdt toch met alle wetenschappelijke bevindingen? Een christen is er echter heilig van overtuigd dat de opstanding wel een historisch feit is. Wanneer hij bewijzen heeft om de historiciteit daarvan aan te tonen, mag hij die inzetten bij de confrontatie met bijvoorbeeld atheïsten. Evenzo kan het goed zijn om de redeneertrant van filosofen die het bestaan van God loochenen te ontleden en tegenover hun argumentatie Bijbelse argumenten te plaatsen. Vaak blijkt dat hun schijnbaar wetenschappelijk gefundeerde redeneringen zijn gebaseerd op drogredenen.
Hulpwetenschap
Met deze nieuwe rubriek ”Weerwoord” willen we vragen aan de orde stellen die in het debat met andersdenkenden aan de orde kunnen komen. Een panel van ongeveer tien theologen die zich bezighouden met apologetiek zal bij toerbeurt wekelijks een punt behandelen. Bedoeling is de lezer argumenten te bieden om in te gaan op lastige vragen die aan christenen worden gesteld. Concrete vragen van lezers voor deze rubriek zijn zeer welkom.
Niet om de illusie te hebben andersdenkenden rationeel te overtuigen. Apologetiek is een hulpwetenschap. Meer niet. Het mag niet leiden tot de gedachte dat je pas behoeft te geloven wanneer het logisch bewijs is geleverd. Maar dat neemt niet weg dat christenen gebruik mogen maken van de vondsten en de argumentatie van christenwetenschappers.
W. B. Kranendonk, hoofdredacteur. Heeft u een vraag voor deze rubriek of wilt u reageren? weerwoord@refdag.nl.