Cultuur & boeken

Hommage aan ouders in oorlogstijd

Grootvader Kuiper kroop uit zijn Arnhemse schuilkelder en vroeg zowel aan de Duitsers als aan de Britten: „Kunnen jullie niet eens een beetje ophouden met dat geschiet? We willen naar bed!”

L. Vogelaar
4 November 2009 09:17Gewijzigd op 14 November 2020 09:03
14 Vluchtelingen. Foto Uitgeverij Penn
14 Vluchtelingen. Foto Uitgeverij Penn

Het hilarische voorval is door zijn kleinzoon opgenomen in een nieuw boek over Operatie Market Garden. Journalist Harry Kuiper verweeft in ”14 vluchtelingen. Na de Slag om Arnhem ’44-’45” zijn eigen herinneringen en die van zijn familieleden met wetenswaardigheden over de Slag om Arnhem.Ondertitels van boeken zijn soms te weids, maar in dit geval is hij te krap: pas op pagina 68 gaat het over de Slag om Arnhem. Tot dan vertelt de auteur over zijn familie tijdens de mobilisatie en de eerste vier oorlogsjaren. Hij heeft ook meer mensen gesproken dan alleen de veertien vluchtelingen die hij in de titel noemt.

Op de eerste pagina’s schetst Kuiper het klassieke beeld van de vooroorlogse periode: de Nederlandse overheid zou het gevaar van een Duitse invasie onderschat hebben. Die visie is door recent onderzoek van dr. T. van Gent weersproken. Zo is inmiddels ook duidelijk dat de bombardementen van Nijmegen en Arnhem in februari 1944 geen vergissingen waren, zoals vaak vermeld is en zoals het ook in dit boek nog staat.

De Slag om Arnhem had ingrijpende gevolgen. Het terugdringen van de nazi’s liep grote vertraging op, West-Nederland wachtte een hongerwinter en in een deel van het rivierengebied was veel verwoest. In het gebied tussen Westervoort en het Utrechtse Elst moesten 170.000 mensen in september en oktober 1944 hun huis uit. Het was er gevaarlijk, want het was frontgebied. Toch beklemtoont Kuiper dat zij geen evacués waren, zoals ze zelf ook zeiden, maar vluchtelingen, door de Duitse dwingeland verjaagd.

Meer dan een halfjaar waren ze van huis en haard verdreven. Na een lange voettocht, met de weinige bezittingen die ze hadden kunnen meenemen, arriveerden ze op een tijdelijk adres. Voor onderdak waren ze afhankelijk van andere Nederlanders. Soms zwierven ze van het ene adres naar het andere. Zoals Piet Holleman, een 10-jarige inwoner van Wageningen die in dit boek aan het woord komt. Pas op nieuwjaarsdag 1945 kwam hij met zijn familie op het uiteindelijke adres in het Friese Hallum terecht.

Duitse roversploegen en Nederlanders met een ruim geweten roofden de verlaten huizen leeg. De auteur was vijf jaar toen hij met zijn ouders uit Arnhem werd verjaagd en er acht maanden later in een onvoorstelbare chaos terugkeerde. Zijn grootouders, die pal onder de Eusebiustoren woonden, bezaten niets meer: hun huis en bakkerij lagen volledig in puin.

De volwassenen van toen moesten dat allemaal maar verwerken, hun kinderen en zichzelf zo goed mogelijk door die moeilijke periode loodsen en na alle ontberingen hun moed en energie bijeenrapen om een nieuw bestaan op te bouwen. Kuipers boek, met vaart geschreven, eindigt dan ook met een uiting van respect. „Zou ik het zelf even goed hebben gedaan voor mijn twee kinders? Ik heb het mij wel eens afgevraagd.”

N.a.v. ”14 vluchtelingen. Na de Slag om Arnhem ’44-’45 ”, door Harry Kuiper; uitg. Penn, Leeuwarden, 2009; ISBN 978 90 77948 35 4; 232 blz.; € 18,50.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer