IMF: Lichte groei Nederlandse economie
DEN HAAG (ANP) – De Nederlandse economie zal volgend jaar dankzij het herstel van de wereldeconomie weer licht groeien. De gevolgen van de recessie zullen echter nog jaren voelbaar zijn. Dat stelden onderzoekers van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) maandag.
In de voorlopige conclusies van hun onderzoek naar de Nederlandse economie stellen de onderzoekers dat de economische groei de komende jaren niet groot genoeg zal zijn om de gevolgen van de crisis te compenseren. Forse bezuinigingen en andere hervormingen zullen dan ook noodzakelijk zijn om het overheidstekort weer terug te dringen.Die bezuinigingen moeten echter niet te snel worden doorgevoerd. „Pas als er werkelijk sprake is van economisch herstel, dat zal niet eerder zijn dan in 2011", aldus de leider van de IMF–missie naar Nederland, Lorenzo Figliuoli. Tot die tijd moet de overheid volgens de onderzoekers doorgaan met het stimuleren van de economie.
De regering die na de volgende verkiezingen aantreedt moet duidelijk aangeven hoe het tekort in de periode tot 2015 weer kan worden teruggebracht tot 3 procent van het bruto binnenlands product (bbp). Daarvoor moeten de uitgaven van de overheid worden beperkt en moeten verschillende „speciale behandelingen" worden geschrapt, aldus de IMF–econoom. „De hypotheekreteaftrek is in Nederland behoorlijk genereus. Die moet langzaam worden afgebouwd". Ook de verhoging van de pensioenleeftijd is volgens het IMF een goed idee.
Volgens de economen van het fonds is Nederland nog altijd goed in staat om te profiteren van het herstel van de wereldhandel. „De concurrentiepositie van Nederland is volgens al onze maatstaven relatief goed", zei Figluoli.
Het IMF verwacht dat de Nederlandse economie volgend jaar met 0,75 procent groeit. De stijging van de werkloosheid blijft volgens de onderzoekers binnen de perken. Zij verwachten een stijging tot ongeveer 6 procent van de beroepsbevolking. Dat is aanzienlijk positiever dan het Centraal Planbureau (CPB), dat uitgaat van een toename tot 8 procent van de beroepsbevolking.