Kerkinformatie / De Saambinder
Kerkinformatie
„De verwachting is dat er in 2020 nog … leden zijn.” Dit zinnetje was de oude dichteres Inge Lievaart in het verkeerde keelgat geschoten, schrijft scriba dr. A. J. Plaisier in zijn Kroniek in Kerkinformatie (orgaan van de Protestantse Kerk).„Ze vond dat een verkeerd gebruik van het woord verwachten. Dat is een zo prachtig geladen begrip, dat je het niet moet verbinden met iets zo droevigs als ledenverlies of met statistiekenwijsheid.
Om het niet bij een negatieve reactie te laten, schreef ze een gedicht, dat ik hier met haar toestemming laat volgen: „Heel alleen?/ In de stilte/ van een nacht zonder sterren/ iemand die bidt/ In de kilte/ van nauwelijks nog leven/ een zucht om adem/ In de leegte/ van heel alleen/ een droom een vermoeden/ van meer dan een/ wel zeven maal een/ misschien wel duizend maal/ zeven maal een/ In de kilte/ van nauwelijks nog leven/ een zucht om adem… nog een/ zeven? zevenduizend?/ er beweegt gemeente.”
Het is een gedicht dat bemoedigt. We kunnen elkaar de put inpraten met onze grafieken. Natuurlijk dienen ze ergens voor. Maar zo gemakkelijk worden we moedeloos of onverschillig. Daarom de stem van deze éminence grise. Misschien zijn er nog zevenduizend. (…)
Simpele schema’s zijn er in overvloed. Bijvoorbeeld: het gaat langzaam bergafwaarts met de kerk, we kunnen er op wachten dat de laatste het licht uitdoet. Of: we moeten inspelen op de zoektocht naar spiritualiteit, als we dat maar goed doen, dan komt het allemaal wel goed met de kerk. Of: de kerk moet een liquid church (vloeibare kerk) worden, dan is het lek snel boven. Of: we moeten de marketingstrategie in huis halen, dan krijgen we vanzelf weer meer marktaandeel. (…)
Soms krijg je het idee dat in elke conferentie de kerk opnieuw moet worden uitgevonden en bekruipt mij wel eens het gevoel dat de hausse aan adviezen (waar ik natuurlijk zelf ook druk aan meedoe) zelf ook een crisisverschijnsel is.
Hoe dit ook zij: ik ben de dichteres Inge Lievaart dankbaar dat zij een kwetsbaar gedicht van hoop heeft geschreven.”
De Saambinder
Op zaterdag en zondag zijn de vaders thuis. Dan kan moeder aan de slag. Financieel is dat aantrekkelijk. Maar is het ook wenselijk? vraagt ds. G. J. van Aalst zich af in De Saambinder, het kerkelijk orgaan van de Gereformeerde Gemeenten.
„Er zijn ook leden die je soms de hele zondag mist. Niet omdat ze ziek zijn, maar omdat ze werken. Het zijn meestal moeders. Hun man en kinderen zie je in de kerk. Maar deze vrouwen hooguit één keer. Niet omdat ze thuis bij de vaten waken, maar omdat ze druk zijn met de werken van noodzakelijkheid en barmhartigheid: zieken verplegen, bejaarden verzorgen, kraamvrouwen bijstaan. Niks mis mee toch?
Zeker dat werk moet gedaan worden. De Heere Jezus ging hen daarin voor. Hij genas de zieken op de sabbatdag om daarmee duidelijk te maken dat de mens er niet was voor de sabbat maar de sabbat voor de mens en Hij de Heere is over die rustdag. Als mensen zich op de rustdag inspannen om zieken, bejaarden en behoeftigen te helpen, is dat alleszins geoorloofd. Dit werk moet immers worden gedaan.
Het werk moet dus worden gedaan. Maar door wie? Is het inderdaad de bedoeling van het vierde gebod dat mensen (het zijn vooral moeders) op zondag de hele dag invallen voor de vaste krachten om de zorgtaken op zich te nemen? Natuurlijk heeft dat een praktisch voordeel. Op zaterdag en zondag zijn de vaders thuis. Dan kan moeder aan de slag. Financieel is dat ook aantrekkelijk. Weekenddiensten leveren een (behoorlijke!) toeslag op. Maar weegt dat op tegen het verzuim van de kerkdiensten en het afwezig zijn in het gezin gedurende het gezamenlijke rustpunt van de rustdag?
Laat helder zijn: het werk in ziekenhuizen en verzorgingstehuizen moet doorgaan. Dat werk wordt –zoals we zagen– ook niet verboden in het vierde gebod. Integendeel, maar het is de vraag of dit bijna uitsluitend gedaan moet worden door vrouwen die verder door de week thuis zijn om zorgtaken in hun eigen gezin op zich te nemen. Kan dat echt niet anders?
Stof genoeg om verder over te denken.”