Arminius (VI)
Arminius werd herdacht (RD 8-10 e.v.). Voor velen een onbekende, voor navolgers een heilige. De verschillen die er geweest zijn, worden tot een minimum teruggebracht. Immers, sommige nakomelingen van vroegere tegenstanders volgen hem nu in zijn leer. Als voorbeeld: de hand van de bedelaar. Of dit echt zo onschuldig is, is de vraag.
Toen Erasmus zijn leven in gevaar zag –hij had met het papendom nogal de spot gedreven– zocht hij bij de groten der aarde bescherming. Dus adviseerde koning Hendrik VIII hem een boek tegen Luther te schrijven, waaraan hij voldeed. Als onderwerp koos hij de vrije wil, of het natuurlijke vermogen der mensen.Luther stelde dat in het natuurlijk leven een bedelaar zijn hand naar zijn weldoener kan uitsteken. Maar ten opzichte van God en de zaligheid is de mens gevangen. Hij is aan Gods wil, of liever aan die van de duivel, onderworpen. Nicodemus moest de noodzaak leren opnieuw geboren te worden, om geestelijk leven te ontvangen.
Deze leer was het beginsel van Luthers godsdienstig leven. Het was het heersend denkbeeld zijner godgeleerdheid en het werd de spil waarom de Hervorming draaide.
A. de Jongh
Putterweg 9
3886 PA Garderen
Kerkhistorie met een knipoog, een rubriek die ik nooit oversla. Ds. M. van Kooten schreef onder het kopje ”Tevreden rokers” een kostelijk stukje (RD 15-10). Vooral het slot hiervan sprak me erg aan, want die middenorthodoxe dominee uit De Meern kan niemand anders geweest zijn dan ds. K. van Liere, die daar toen de herdersstaf zwaaide. Wij woonden destijds in De Meern en hij was onze predikant. Al lang voordat de schadelijke gevolgen van roken beklemtoond werden, fulmineerde hij reeds heftig tegen dit genotsmiddel. Hij beschouwde het roken als een vorm van bedroeven van de Heilige Geest. Immers: je verontreinigt je lichaam, dat voor de gelovigen een tempel is waarin de Heilige Geest woont (1 Korinthe 6:19). Dat was in het kort zijn argumentatie.
E. Jongerden
Wiardi Beckmanstraat 73
3621 HB Breukelen
Bezoekers van de openbare SGP-vergadering op 20 oktober in Barneveld zullen bij het lezen van het hoofdredactionele commentaar (RD 21-10) enigszins verbaasd zijn geweest. Want hoe zit het nu eigenlijk met de presentatie van de cijfers die daar worden genoemd?
”Toezicht op refogezin in vijf jaar verdubbeld”, kopt dezelfde krant op pagina 5. De RD-verslaggever heeft in de pauze met mij doorgesproken over de presentatie. Ik heb hem in dat gesprek verteld dat ook de SGJ de afgelopen vijf jaar een heuse toevloed aan nieuwe ondertoezichtstellingen te verwerken heeft gekregen: zo ongeveer een verdubbeling. Een relatief groot deel van die ‘aanwas’ wordt gevormd door kinderen uit reformatorische gezinnen.
Is dat schokkend? Nee, dat vind ik niet. Al jaren is het aandeel van dit deel van onze achterban relatief groot. Een oorzaak kan zijn dat er in die gezinnen (te) laat aan de bel van de hulpverlening wordt getrokken. Daar zit iets moois in, maar ook iets riskants. Wat je nu ziet, is dat de omgeving (de samenleving, school, huisarts, kerkelijke gemeente) alerter wordt. Daardoor komen problemen die tot voor kort verborgen bleven in de openbaarheid. Dat is vervelend natuurlijk, maar vooral goed: we kunnen kinderen en gezinnen gaan helpen.
De enorme groei van het aantal ondertoezichtstellingen is dan ook niet hetzelfde als: er komen (steeds) meer problemen voor in reformatorische kring dan daarbuiten. Het is: de problemen die er al zijn, worden openbaar en nu kunnen we aan de slag. We gaan dus vooruit. Doorgaan op die weg, zou ik zeggen.
B. Nitrauw
directeur SGJ Chr. Jeugdzorg
p/a Puntenburgerlaan 91
3812 CC Amersfoort
Als geïnteresseerd kerklid lees ik altijd alles over de GBS (RD 12-10) en al meer dan zestig jaar lees ik de Bijbel in de Statenvertaling, Ik ben uiteraard bekend met de andere vertalingen en was het tot nu toe helemaal met u eens dat onze statenbijbel de meest betrouwbare overzetting is in onze taal. Een vertaling dus, en die is niet geïnspireerd, dat is alleen de grondtekst. Het „tot nu toe” zal ik nader toelichten.
Zeer geschokt las ik het verslag van de toogdag van de GBS. Deze dag stond in het teken van de afwijzing van de Herziene Statenvertaling. Er is dus duidelijk gezocht naar een tekst die moet bewijzen dat het werk van mede(ambts)broeders niet deugt.
Wel, dat is u wat mij betreft niet gelukt, daar er totaal geen afwijking van de Statenvertaling uit blijkt. Eerder is al betoogd dat ook Matthew Henry de opmerking van Agrippa als een ironische ziet.
Wat zou het trouwens een zegen zijn geweest als u dit werk gezamenlijk had aangevat. Nu verspilt u kostelijke tijd om medechristenen te verdenken van oppervlakkigheid, terwijl deze tekst daar beslist geen aanleiding toe geeft.
G. Visser-Mollema
Zekkenweg 21
3151 ZC Hoek van Holland
In scherpe bewoordingen kraakt dr. S. D. Post in zijn rubriek (RD 24-10) het pedagogisch leerlingvolgsysteem ”ZIEN!” af. Over ZIEN! kan lang gediscussieerd worden. Wat ik echter in zijn bijdrage mis, is het feit dat de onderwijsinspectie in negen kwaliteitsaspecten onze basisscholen voorlegt wat zij aan kwaliteit eist. Eén onderdeel van deze aspecten is dat „de leerkrachten systematisch de voortgang en ontwikkeling van de leerlingen volgen en analyseren.” De basisscholen voelen de hete adem van de onderwijsinspectie in de nek. De scholen houden de gestelde eisen daarom goed in de gaten. Welke school belandt immers graag op de op internet te vinden zwarte lijst van de onderwijsinspectie?
Om systematisch en aantoonbaar de voortgang en ontwikkeling van de leerlingen te volgen en te analyseren, is het haast onvermijdelijk een dergelijk systeem te gebruiken. Uiteraard is ZIEN! slechts een hulpmiddel en begrijpt iedere goede leerkracht dat ieder kind uniek is en heeft deze aandacht voor het eigene van elke leerling.
Ageeth Guis
De Akkers 11
8271 JC IJsselmuiden