Pensioenfonds krabbelt voorzichtig op
De grote pensioenfondsen in Nederland hebben hun vermogenspositie de afgelopen maanden verbeterd. Vermogenspositie verbetert, maar dekkingsgraad nog niet op niveau
De dekkingsgraden zijn echter nog niet op een niveau dat het zeker is dat de pensioenen volgend jaar meegroeien met de inflatie of koopkrachtontwikkeling.Drie grote pensioenfondsen, Zorg en Welzijn, PMT en PME, presenteerden gisteren hun prestaties over het derde kwartaal. Zorg en Welzijn boerde het best. Het op een na grootste pensioenfonds van Nederland zag zijn dekkingsgraad op 107 procent uitkomen. Dit betekent dat het fonds voor elke euro aan huidige en toekomstige pensioenverplichtingen 1,07 euro achter de hand heeft.
De Nederlandsche Bank (DNB) stelt als eis dat pensioenfondsen minimaal een dekkingsgraad van 105 procent hebben. Door de grote onrust op de aandelenmarkten vorig najaar zakten de fondsen massaal door hun hoeven.
Aan het einde van het eerste kwartaal van dit jaar had Zorg en Welzijn nog maar een dekkingsgraad van 89 procent. Andere fondsen zagen hun vermogenspositie nog verder achteruithollen. De meeste fondsen moesten daarom herstelplannen indienen bij hun toezichthouder.
De afgelopen kwartalen is herstel vooral ingezet door een sterke opleving op de aandelenbeurzen. Daarentegen zagen de pensioenfondsen in het derde kwartaal de lange rente licht dalen, waardoor zij meer geld in huis moeten hebben om nu en in de toekomst aan de verplichtingen te voldoen.
Ook PMT en PME, twee fondsen in de metaalsector, boekten vooruitgang. Zij zagen hun dekkingsgraden oplopen naar respectievelijk 97 en 101 procent. Beide fondsen moeten er echter nog wel aan trekken om het minimumniveau van 105 procent te halen.
Zorg en Welzijn waakte gisteren voor te veel optimisme. Directeur Peter Borgdorff verklaarde „verheugd” te zijn dat de dekkingsgraad zich gunstiger ontwikkelt dan voorspeld in het herstelplan dat is ingediend bij DNB. Maar de rente- en marktontwikkelingen kunnen nog snel wijzigen, zo waarschuwde hij.