Kohlbrugges komma als twistappel
De ontdekking door dr. H. F. Kohlbrugge van de komma in Romeinen 7:14 („Ik ben vleselijk, verkocht onder de zonde”) moet worden gezien tegen de achtergrond van de visie van het Reveil op de heiligmaking. T. van Es: „De komma werd tot een puntje en dat puntje bleek een scheidingsteken: men was voor of tegen.”
Op woensdagmiddag 31 juli 1833 hield Kohlbrugge in de gereformeerde kerk in het Duitse Elberfeld een preek over Romeinen 7:14, waarin hij de betekenis van de komma achter „vleselijk” sterk benadrukte. De preek verscheen nog hetzelfde jaar in het Nederlands. De vertaling van J. H. Albrecht gaf door zijn commentaar oorzaak tot verkeerde beoordelingen. Kohlbrugge zag zich daarom genoodzaakt de preek zelf opnieuw te vertalen en in 1836 uit te geven.De preek werd een flinke twistappel in kringen van het Reveil en daarbuiten. Kohlbrugge werd beschuldigd van antinomianisme: vanwege de radicaliteit van de heiliging in Christus zou de Wet hebben afgedaan. Om dit te weerleggen, schreef Kohlbrugge een uitgebreide verklaring van Romeinen 7, die nu samen met zijn preek opnieuw is uitgegeven onder de titel ”De Wet bevestigd. Verklaring van Romeinen 7” (uitg. De Groot Goudriaan, Kampen). De uitgave is bewerkt door H. Boele en T. van Es en voorzien van een uitvoerige inleiding door laatstgenoemde. Als samenvatting van de preek en de verklaring is de artikelenreeks van dr. J. C. S. Locher uit 1909 over ”De verhouding van de Christen tot Gods Wet” toegevoegd. Locher geeft hierin een overzicht van de diverse manieren waarop Kohlbrugge over Gods Wet heeft gesproken.
Profetische zekerheid
De inleider laat zien dat Kohlbrugge door meerdere personen en stromingen is beïnvloed en zo gekomen is tot zijn ontdekking van de komma in Romeinen 7:14. Met name de preek over ”het nieuwe schepsel” van F. W. Krummacher baande de weg tot het ontdekken van de komma.
Kohlbrugge had in Elberfeld, waar vragen leefden over de heiliging, het Woord verkondigd zoals hij het nóg rijker had leren verstaan en bracht dat met „profetische zekerheid”, aldus Van Es, die beschikt over een uitgebreid Kohlbruggearchief. Hij moest in Elberfeld met de daar aanwezige overaccentuering van het religieuze gevoel een strakke „geloofszakelijkheid” en geloofsgehoorzaamheid verkondigen.
Uiteindelijk waren er in Elberfeld twee groepen mensen. De ene groep steunde Kohlbrugge en bestond hoofdzakelijk uit de gemeente van G. D. Krummacher, de predikant die als enige verwant was met Kohlbrugge. De andere groep (de grootste) hield hem voor een antinomiaan. De binnen het Reveil heersende opvatting van de heiligmaking was die van het geloofsleven als een geestelijk groeiproces.
De breuk tussen Kohlbrugge en het Reveil was blijvend. Kohlbrugge was „diep gegriefd” over de verdachtmakingen rond zijn visie op Romeinen 7. Kohlbrugge had er juist voor gewaakt dat zijn leer tot een systeem zou worden, iets wat men zou kunnen aanhangen. „De komma werd tot een puntje en dat puntje bleek een scheidingsteken: men was voor of tegen”, aldus Van Es.
Hoe origineel was Kohlbrugge in het ontdekken van de komma? De inleider laat zien dat verschillende voorgangers deze komma óók hebben ontdekt. „Maar nergens gebeurde dat in zulk een radicaliteit als bij Kohlbrugge. De achtergrond daarvan ligt in de geest van de tijd met zijn accent op een heiligmaking die niet vrij was van vleselijke ijver en wetticisme.”
Verkiezing
Toen Kohlbrugge de komma in Rom. 7:14 leerde verstaan, ging de leer van de verkiezing anders functioneren dan voorheen. Volgens hem was de leer van Dordt zo geformuleerd dat hij mee moest helpen om heiligingssystemen op te bouwen en in stand te houden. „Dat Kohlbrugge zich hierover zo gepassioneerd en radicaal uitsprak, is verklaarbaar uit het tijdsbeeld en zijn ontdekking”, aldus Van Es. „De lutherse accenten van de rechtvaardiging door het geloof hebben hem altijd voor ogen gestaan en hij heeft daar als fundament, hoewel meestal onuitgesproken, de gereformeerde verkiezingsleer aan toegevoegd.”
Kohlbrugge heeft zich evenwel altijd verbonden geweten met deze leer, maar plaatste die binnen de genadeleer van God. „Zijn kritiek op Dordt ligt dan ook meer op de aandacht voor de wedergeboren mens dan op de predestinatieleer zelf. Het gaat er wel om hoe deze leer functioneert in het geheel van de geloofsleer en zo ook in de praktijk van de prediking en het leven van het geloof.”