Schoolkeuze
Van al de christelijke organisaties die in de loop van meer dan honderd jaar zijn opgericht, weten de scholen zich tot dusver het beste te handhaven. Ook al hebben veel gezinnen geen band meer met de kerk, toch heeft het christelijk onderwijs zijn aandeel in de leerlingenmarkt behouden.
Ter verklaring daarvan is wel eens gesteld dat het aanbod van scholen zijn eigen vraag schept. Doordat in het verleden veel christelijke scholen zijn gesticht, trekken die nu vanwege hun aanwezigheid in de wijk of het dorp leerlingen naar zich toe, terwijl de ouders ook best tevreden zouden zijn met openbaar onderwijs.
Daarnaast valt niet te ontkennen dat bij veel scholen de christelijke identiteit verwaterd is. Dat heeft ook tot gevolg dat ouders en leerlingen die zelf geen of weinig kerkelijke binding hebben, het geen probleem vinden dat de door hen gekozen school officieel christelijk is. Je merkt er in de praktijk toch maar weinig van, zo is hun redenering.
Toch is dat niet het hele verhaal. Nogal wat niet-christelijke of randchristelijke ouders sturen hun kinderen naar een christelijke school omdat ze daar vertrouwd raken met de bijbelverhalen. Ook is daar meer aandacht voor waarden en normen dan in het openbaar onderwijs.
Vandaag wordt aan de VU een studie gepresenteerd over de keuze voor de christelijke school. Daaruit blijkt dat veel ouders die helemaal niet zo kerkelijk meelevend zijn, toch bewust een christelijke school voor hun kinderen uitzoeken. Wat dat betreft hoeft het christelijk onderwijs de toekomst niet somber in te zien.
Daarbij gaat het wel om christelijke scholen die openstaan voor andere religies. Het tegengaan van racisme en vooroordelen is voor deze ouders belangrijker dan de dagopening en de bijbelvertelling. Godsdienstige verschillen achten zij niet van betekenis.
Dat maakt het verschil met het openbaar onderwijs kleiner dan vroeger. Toch zijn die algemeen christelijke elementen voor veel ouders belangrijk genoeg om juist voor zo’n open christelijke school te kiezen.
Voor andere ouders was die vervaging van de christelijke identiteit juist een reden om het elders te zoeken. Zo ontstonden de reformatorische scholen, terwijl de vrijgemaakt gereformeerden eveneens hun eigen netwerk van onderwijsinstellingen opbouwden.
In het verleden hadden die vrijgemaakte scholen een sterk exclusief karakter. Dat is echter in snel tempo aan het verdwijnen. Daardoor wordt men geconfronteerd met vragen over het toelatingsbeleid die in het brede protestants-christelijke onderwijs al decennia geleden aan de orde kwamen.
Godsdienstpedagoog Miedema, een van de auteurs van de studie naar de aantrekkingskracht van de christelijke school, constateert dat het verschil tussen vrijgemaakte en reformatorische scholen toeneemt. Terwijl in de vrijgemaakte wereld de openheid toeneemt, blijven de reformatorische scholen zich een stuk exclusiever opstellen.
Die typering van het reformatorisch onderwijs zal in veler oog geen compliment zijn. Toch is het juist in deze tijd wel degelijk van belang om de binding aan de gereformeerde leer en de bijbehorende levensstijl niet op te geven en in te ruilen voor een algemeen christelijk profiel waar niemand zich aan hoeft te stoten.
Uiteraard heeft dat consequenties voor het toelatingsbeleid. Daarbij hebben reformatorische scholen het niet gezocht in een kerkelijke binding, maar proberen ze wel te letten op leer en leven. Zeker in het voortgezet onderwijs bepalen de leerlingen mede het schoolklimaat.
Dat betekent ook dat de bijdrage die reformatorische scholen kunnen leveren aan het tegengaan van zwarte scholen, uiterst beperkt zal zijn. Niet uit racistische motieven, maar omdat men vanwege de eigen identiteit nu eenmaal eisen stelt aan de instroom.