Tien geboden zijn moreel van aard, ook nu nog
De vorige keer schreef ik over het feit dat het vierde gebod in het debat over de immigratiepolitiek in de gereformeerde gezindte niet of nauwelijks een rol schijnt te spelen. Ik sprak mijn verwondering daarover uit, omdat de wet der Tien Geboden ons toch allen –naar ik hopen mag– in de eredienst wordt voorgehouden. Hoe komt het dan dat datgene wat ons aan het begin van iedere week als de eeuwige en onveranderderlijk wil des Heeren verkondigd wordt, ons niet bezielt en onze standpunten niet bepaalt?
Het meest voor de hand liggende antwoord is dat mensen die van jongs af en iedere zondag de wet des Heeren horen, dit zo gewend zijn dat zij de woorden niet meer bewust horen. Als dit zo is, valt het niet te verwachten dat kerkgangers de wet nog overdenken, laat staan ter harte nemen. Het is te wijten aan een afschuwelijk gewenningsproces dat wij niet of nauwelijks beseffen wat er in de eredienst gebeurt als de Tien Geboden voorgelezen worden.Afgestompt als ze zijn, zetten kerkgangers hun verstand op nul als dat onderdeel van de liturgie aangebroken is en laten zij de klanken gelaten over zich heen komen en van hen afglijden. De ervaring leert dat dit proces er al jong bij mensen inslijt. Wie op catechisatie de jeugd bevraagt op de bewoordingen en de inhoud van de Tien Geboden, die ze wekelijks horen, wordt niet vrolijk.
Niet voorlezen
Soms denk ik wel eens dat het niet verkeerd zou zijn als de wet zoals die in Exodus 20 staat, afgewisseld zou worden met de tekst zoals die in Deuteronomium 5 staat.
Misschien zou het effect nog groter zijn als er in een dienst afgekondigd zou worden dat er –die ene keer natuurlijk– afgezien wordt van de lezing van de wet, omdat er toch niemand echt naar luistert…
Zelf zou ik het bij dit eerste antwoord gelaten hebben, ware het niet dat de inhoud van de reacties op mijn vorige bijdrage aan deze rubriek mij diep hebben geschokt.
Wat blijkt daaruit als algemene lijn? Dat lezers zich afvragen of je de wet wel zo letterlijk voor het heden kan en moet toepassen. Sommigen vragen zich dat niet eens meer af. Zij zijn al zo ver dat zij ervan uitgaan dat dit niet kan. Vooral in dat laatste geval kan ik het goed begrijpen dat zij hogelijk verbaasd waren over mijn artikel.
Ik wil er echter uitdrukkelijk op wijzen dat het een kenmerk van de orthodox gereformeerde positie is geweest –en derhalve nog dient te zijn– dat de wet der Tien Geboden moreel van aard is. Moreel wil zeggen altijd en overal geldend.
Historisch gezien is dit een uitermate belangrijk aspect van de klassiek gereformeerde positie. Met de morele aard van de Tien Geboden kozen onze vaderen positie tegen het doperdom en anderzijds het libertinisme.
Slechts op één bijkomstig punt stelden zij dat er een verandering was opgetreden, namelijk de dag waarop gerust moet worden. Met de opstanding van Christus is deze dag van de zevende naar de eerste dag verschoven. Maar overigens was de wet voor hen de openbaring van de hoofdbedoelingen van God met het menselijk leven die voor alle tijden en plaatsen van kracht is.
Toetssteen
Als er inbreuk gemaakt wordt op het morele karakter van de wet der Tien geboden, stort het hele gebouw van de orthodox gereformeerde leer in. Zo’n inbreuk heeft namelijk desastreuze gevolgen voor met name de visie op de verhouding tussen Oude en Nieuwe Testament, voor de leer aangaande Christus en de heiliging. Ik kan het niet anders zien dan dat met de visie op de wet de leer die naar de godzaligheid is, staat of valt.
Dat ik in mijn verontrusting niet alleen sta, bleek mij recentelijk. Binnen een paar dagen las ik een artikel in deze krant over de stichting Heart Cry waarin dezelfde hartenkreet geslaakt werd en hoorde ik van een collega dat hij op grond van zijn pastorale ervaringen als onderwerp voor zijn promotiestudie de betekenis van de wet in een nieuwtestamentisch Bijbelboek gekozen had.
Laten wij toch het goede pand van de wet ons toevertrouwd, trouw bewaren!
Reacties
Tot slot, ik krijg vaak reacties op mijn artikelen in deze rubriek. De laatste tijd en vooral de laatste keer ging dat veelal buiten de redactie van deze rubriek om. Langs diverse wegen ben ik benaderd; wellicht in de verwachting dat men dan meer kans maakt op een antwoord van mijn kant.
Die hoop wil ik hierbij eenieder bij voorbaat ontnemen. Ik denk dat ik niet de enige medewerker aan deze rubriek ben die blij is als hij zijn stukje op tijd kan insturen.
Ik zal ook niet de enige zijn die bijna chronisch in tijdnood verkeert. Ik vraag er daarom begrip voor dat ik slechts in sporadische gevallen kort reageer op reacties van lezers.
De auteur is predikant van de hersteld hervormde gemeente te Urk en bijzonder hoogleraar aan de VU te Amsterdam vanwege de Hersteld Hervormde Kerk.Reageren aan scribent?goedbekeken@refdag.nl.