Coetzee snijdt met het fileermes in eigen vlees
De van oorsprong Zuid-Afrikaanse schrijver J. M. Coetzee (geb. 1940, thans wonend in Adelaide/Australië) heeft met zijn romans als ”Wereld en wandel van Michael K.” en ”In ongenade” voor heel wat discussie gezorgd. Vooral ”In ongenade” met zijn politiek gezien hete hangijzers stuwde de lezersemoties op, zowel in Zuid-Afrika als in Europa.
Minder bekend is J. M. Coetzee als vertaler. Dat hij volkomen tweetalig is (Engels en Afrikaans) bleek uit zijn vertaling van Wilma Stockenströms ”Die Kremetartekspedisie”. En dat Coetzee het Nederlands goed beheerst, werd duidelijk met vertalingen als die van Gerrit Achterbergs ”Ballade van de gasfitter” en meer nog van Marcellus Emants’ roman ”Een nagelaten bekentenis”. De roman van Emants verscheen in 1894. In 1976 vertaalde Coetzee deze roman in het Engels onder de titel ”Posthumous Confessions”.Voor het begrijpen van Coetzees nieuwe roman ”Zomertijd” zou kennis van ”Een nagelaten bekentenis” wel eens zinvol kunnen zijn. De hoofdfiguur van Emants’ roman is Willem Termeer. Typerend voor Termeer is zijn onvermogen om zich aan iemand te binden. Desinteresse en verveling bepalen Termeers houding naar de wereld. Hij twijfelt sterk aan zichzelf, lijdt aan gevoelens van minderwaardigheid en is tegelijkertijd ook vervuld van de overtuiging dat hij meer waard is dan de ‘normale’ mensen in zijn omgeving.
Termeers omgang met vrouwen is zeer problematisch, met de moord op zijn vrouw Anna als dieptepunt. Emants stelt via zijn personage Termeer de vraag naar het waarom van de onafwendbare eenzaamheid van laatstgenoemde. Het antwoord op die vraag is in hoge mate door het determinisme bepaald en heeft daardoor een duidelijk negentiende-eeuws karakter.
Briljant gefileerd
In ”Zomertijd” hebben we ook met een postuum geschrift te maken. Een zekere “meneer Vincent” reist in 2007 en 2008 de wereld rond om mensen te interviewen die de overleden schrijver John Coetzee hebben gekend. Meneer Vincent wil een biografie over Coetzee schrijven en verzamelt materiaal daarvoor, vooral over de jaren zeventig van de twintigste eeuw. De biograaf interviewt vijf mensen die allen op een geheel eigen wijze met Coetzee te maken hebben gehad.
Het scherpste profiel dat de lezer in deze fictief-postume vraaggesprekken krijgt voorgeschoteld is afkomstig uit het interview met de Joodse dr. Julia Frankl, die ooit de geliefde van Coetzee was. Hier wordt Coetzee werkelijk briljant gefileerd. Hier duiken begrippen op als ”onderwerping” en ”wreedheid” met betrekking tot Coetzee’s werk.
Als geliefde karakteriseert Julia Frankl hem genadeloos: „Zijn liefdesspel, zo denk ik nu, had iets autistisch. Ik bedoel dit niet als kritiek, maar als diagnose, als het u interesseert. Karakteristiek voor het autistische type is dat het ander mensen als robots behandelt, geheimzinnige robots. […] Als je autistisch bent, laat verliefd worden zich vertalen als het veranderen van een of andere uitverkoren ander in het ondoorgrondelijke voorwerp van je begeerte […]”
In het gesprek met Coetzee’s nicht Margot wordt de Karoo, de dorre streek waar Coetzee vandaan komt, tot het middelpunt van de bespreking. Coetzee’s werk als een soort hulponderwijzer in Kaapstad is deel van het gesprek met de Braziliaanse Adriana, terwijl zijn academische jaren het onderwerp zijn van de gesprekken met de collega’s Martin en Sophie.
Diepteanalyse
Al met al vormen deze vijf gesprekken een ware diepteanalyse van Coetzee’s leven en karakter. Een belangrijke rol daarin speelt de hoogst merkwaardige verhouding tot zijn vader. In deze relatie wordt John Coetzee’s onvermogen om een andere mens te bereiken het duidelijkst zichtbaar. De fragmenten uit zijn dagboek die de vraaggesprekken omlijsten, onderstrepen dit.
Bijna zou je als lezer vergeten dat de regisseur van dit alles op de achtergrond de levende schrijver J. M. Coetzee is. Blijkbaar is deze schrijver in staat om de eigen beperkingen en tekortkomingen haarfijn te beschrijven en zichzelf te fileren, daarmee aantonend dat hij boven deze zwakten uitstijgt en de persoonlijke misère als gedateerd beschouwt.
Algemeen menselijk
Maar, zijn de zwakten van John M. Coetzee hier wel naar waarheid weergegeven? De roman bestaat immers uit vijf perspectieven op één mens en daaraan toegevoegd een eigen dagboekperspectief op deze mens. Wat overblijft zijn mogelijke benaderingen van de menselijke werkelijkheid. Deze benaderingen zijn niet als gecirkel rondom een bizarre persoon met laakbare gedragingen te beschouwen. Wat hier in deze herinneringen van voornamelijk vrouwen aan de orde komt, zijn zeer herkenbare, algemeen-menselijke problemen.
”Zomertijd” is een door en door ernstig boek en toch bezit het door de vele rake analyses en de precisie van taalgebruik ook een mooie, superieure humor.
N.a.v. ”Zomertijd”, door J. M. Coetzee; uit het Engels vertaald door Peter Bergsma; uitg. Cossee, Amsterdam, 2009; ISBN 978 90 5936 2574; 299 blz.; € 22,90.