Opinie

Pedagogische tik (II)

We komen ze overal tegen: vervelende kinderen als gevolg van achterstallig onderhoud. De kinderen uit onderhandelingsgezinnen, die geen opvoeding krijgen zoals bedoeld in de Bijbel, die jijen en jouen tegen hun ouders met als gevolg gezagscrises allerwegen (RD 3-10 e.v.) Vandalisme, stakingen, burgerlijke ongehoorzaamheid, hangjongeren, algehele verloedering, politie die niet mag optreden. Ouders die geen raad weten met hun kinderen omdat ze niet handelen naar Wet en getuigenis. Onhandelbare jeugd op de scholen, volle gevangenissen enz. Wat een flauwe redenaties lees je dan van zogenaamde orthopedagogen. Zou de grote Pedagoog het niet goed verwoord hebben in Zijn wetboek? Als Hij het niet bedoeld heeft zoals het er staat, hoe had het er dan moeten staan?

14 October 2009 08:11Gewijzigd op 14 November 2020 08:53

M. TerlouwSchildmanstraat 39

3342 BP Hendrik-Ido-Ambacht


In gesprek gaan of ter discussie stellen is hetzelfde (RD 3-10 e.v.). Bij het lezen vroeg ik mij af: wat bediscussiëren wij niet wat in de Bijbel staat? Het antwoord is: alles bediscussiëren wij. De Bijbel is niet gegeven om te bediscussiëren maar om te geloven. Niets, maar dan ook niets geloven wij wat in de Bijbel staat geschreven, wij moeten alles begrijpen willen wij het aannemen. De apostel Jakobus schrijft dat wij geen hoorders, maar daders van het woord moeten zijn. Daar ontbreekt het mij aan, tot mijn smart, en daar ontbreekt het alle mensen aan, zelfs al zijn zij wederomgeboren.

Ben ik voor de pedagogische tik? Nee, daar ben ik niet voor, daar ben ik tegen, maar ik weet dat het nodig is. God is wijzer dan ik ben. Habakuk kon het ook niet begrijpen dat er zulk een zwaar oordeel nodig was voor het volk van Israël in Habakuk 1, maar hij werd het met God eens.

J. Nootenboom

W. van Obdampark 17

3342 AD Hendrik-Ido-Ambacht


Als er een onberijmde psalm wordt voorgelezen en je leest zelf die psalm in de berijming van 1773 mee, dan kom je er achter dat de dichter zich heel wat vrijheden heeft veroorloofd (RD 28-9 e.v.). De nadelen van de veelgebruikte berijming van 1773 zijn al wel eens geïnventariseerd, zoals het gebruik van de term ”Opperwezen” en de invloed van verlichtingsideeën. Verder zijn er enkele niet meer gangbare uitdrukkingen die gebruikt worden en andere onduidelijkheden. Ook zijn enkele psalmen ritmisch moeilijk te zingen vanwege niet overeenkomende klemtoon in woord en melodie.

Waarom nemen we in onze gezindte al meer dan twee eeuwen genoegen met deze nadelen? Aanpassen van de berijming, zodat alle nadelen opgelost worden, lijkt me goed mogelijk op één voorwaarde: Houd dan niet zo strikt vast aan het strakke keurslijf dat elke regel (per paar) moet rijmen. Wie merkt trouwens tijdens het zingen van Palm 87 dat regel 4 op regel 1 rijmt?

Wat zou het goed zijn als een interkerkelijke commissie de opdracht kreeg de berijming van 1773 zo aan te passen dat alle nadelen vervallen door de rijmeisen iets te versoepelen.

P. A. de Kam

Sintekrijnsputje 33

4661 LN Halsteren


In het vraaggesprek met prof. Van Leeuwen (RD 8-10) met het oog op de Arminiusherdenking zegt deze arminiaanse hoogleraar: „Bekend is het beeld van de bedelaar: het is allemaal Gods genade. Máár, de bedelaar moet het geschenk wel aannemen.” De reactie was dat er dan op heel wat reformatorische kansels een arminiaanse boodschap klinkt. Daarop zei deze arminiaanse professor het volgende: „Ik denk ook dat dit zo is. Er zijn inmiddels veel meer arminianen binnen de traditionele kerken dan ons kleine kuddeke remonstranten nog telt. Wat dat betreft, is het arminianisme de kerken binnengesijpeld.” Waarvan akte. Wie moet dit nu nog meer zeggen voordat we wakker worden?

Dr. C. A. van der Sluijs

Jac. P. Thijsselaan 86

3903 EE Veenendaal


De remonstrantse prof. Van Leeuwen vermeldt (RD 8-10) dat Arminius het beeld van de hand van de bedelaar gebruikt als beeld van de functie van het geloof in de rechtvaardiging. Tegelijk suggereert hij dat dit voorbeeld dús arminiaans is. Die conclusie is echter te voorbarig. Men leze het volgende citaat (”De Oeconomia Foederum”, III.viii.51) van Herman Witsius (1636-1708), een onverdacht calvinist.

„De gereformeerden ontkennen niet hetgeen de Meester Christus Zelf zegt (Johannes 6:29), dat het geloof een werk is; zelfs ontkennen ze niet dat het aangrijpen en het aannemen van Christus in de zaak van de rechtvaardiging een geloofsdaad is, en dat het geloof daaromtrent als handelend moet aangemerkt worden. Weliswaar ontkennen ze dat het geloof zou rechtvaardigen in zoverre het een door God ons voorgeschreven daad is (want als zodanig heeft het dezelfde plaats als de andere werken die de wet beveelt); maar zij zeggen dat wij door deze daad worden gerechtvaardigd in zoverre wij daarmee Christus aangrijpen, met Hem verenigd worden en Zijn gerechtigheid omhelzen. Ze zijn gewoon dit met deze gelijkenis te verklaren: het uitsteken van de hand van een bedelaar waardoor hij op het bevel van een rijke een genadige gift van barmhartigheid aanneemt, is een daad van de bedelaar, door de rijke voorgeschreven; maar deze daad verrijkt de bedelaar niet als daad, maar voor zoveel hij op die wijze de gift zich toepast en de zijne maakt. Dit is te helder, dan dat het door welke beuzelingen en bedriegerijen dan ook zou kunnen worden verduisterd.”

G. A. van den Brink

Dorpsstraat 22

3751 ER Bunschoten


In het gesprek met prof. Van Leeuwen (RD 8-10) wordt vermeld dat Arminius in Genève bij Beza heeft gestudeerd. Van Leeuwen vermeldt echter niet (om Arminius een gereformeerd gezicht te laten behouden?) dat Arminius zijn reis vervolgde naar Rome en daar zeer vertrouwelijke omgang heeft gehad met kardinaal Bellarminus en de jezuïeten. Van deze reis kunnen we met de Engelse bisschop Joseph Hall wel zeggen: „Arminius, quo vadis?”

A. Felthuis

W. C. Bradelaan 9

1222 PE Hilversum


Dat de wetenschap zich niet laat verenigen met (de taal van) de Bijbel zien we bevestigd in het standpunt van prof. dr. E. J. van Wolde (RD 8-10). Zij stelt dat het Hebreeuwse woord ”bara” in Genesis niet goed is vertaald. Haar uitgangspunt ligt volgens mij niet bij de Schrift zelf. Op grond van haar evolutionistische gedachten vertaalt ze dáárom het woord ”bara” met ”scheiden”. Ze spreekt slechts van een ”verklaring”. Het Woord verklaart wat dat betreft niet, maar geeft eenvoudig weer hoe God gehandeld heeft. Zou de Kerk van alle tijden en plaatsen, zouden de kerkvaders, de Statenvertalers, de kanttekenaren en de oudvaders het zovele eeuwen verkeerd beleden hebben? Welk geloof heeft dr. Van Wolde eigenlijk? Daar ze zegt „gelovig” te zijn en niet te weten of God echt dingen geschapen heeft, spreekt ze zichzelf tegen.

A. E. Knöps

Melkweg 88

3255 TJ Oude-Tonge

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer