Preken op een krukje in de Bijenkorf
„Steeds meer heb ik geleerd dat de gemeente niet van mij is, maar van God.” De hervormde predikant ds. W. Kalkman, die zaterdag vijftig jaar predikant is, heeft die „les” uit zijn eerste gemeente nooit vergeten.

„Je wordt gelijk voor vol aangezien”, blikt ds. Kalkman terug op zijn eerste gemeente Willige-Langerak. „En in het begin gaat dat wel, maar later krijg je ook kritiek over je heen. Dat vond ik zo moeilijk, dat ik eens dacht: Als ik nu word gebeld voor een beroep, dan neem ik het aan, zonder eerst bij die gemeente te hebben gepreekt. Maar de Heere leerde me dat de zegen op het gemeentewerk niet van mij afhangt.”De predikant diende 6 jaar in Willige-Langerak, 7 jaar in Driebergen, 22 jaar Ameide en Tienhoven en 3 jaar Genderen. Na zijn emeritaat in 1997 gaf hij tot Pasen dit jaar bijstand in het pastoraat in zijn woonplaats Papendrecht, net als zijn eerste en derde gemeente behorend tot de Alblasserwaard. „Daar is een warme vroomheid. Ik merkte sporen van de vroegere gezelschappen, zoals twijfels over het aangaan aan het heilig avondmaal. Gelukkig waren die vragen altijd bespreekbaar te maken.”
Ds. Kalkman bekleedde tal van nevenfuncties, zoals godsdienstdocent voor één dag in de week –„het was vroeger armoe troef in de pastorie hoor”–, voorzitter van de classis Gorinchem en predikant in dienst van gehandicaptenzorgverlener Filadelfia. „Druk was het niet. Dat is een modewoord van deze tijd. Ik leerde gestructureerd werken bij de predikant bij wie ik mijn vicariaat deed. En als je weet wat je wil, kom je een heel eind”, zegt hij met een glimlach.
De predikant was ondanks neventaken er ook voor de gemeente. Omdat ds. Kalkman vroeg opstond, leed ook de preek er niet onder. „Mijn leermeester aan de universiteit van Utrecht zei: „Wie niet studeert, is niet bekeerd.”
Toch pleegde ds. Kalkman roofbouw op zijn lichaam. In 1993 moest hij naar het ziekenhuis voor zes bypasses. De 77-jarige predikant preekt momenteel nog elke zondag. „Dat wil ik volgend jaar verminderen. Pas vroeg een ouderling nog of ik in zijn gemeente pastoraal werk wilde doen. Hij kreeg mijn vrouw aan de lijn, en die heeft het gelijk afgewimpeld. Eigenlijk is het ook niet zo verstandig om het nog te doen. Nu heb ik meer tijd voor mijn vrouw, vier kinderen en dertien kleinkinderen.”
Mannen van 13.40a.10
In de periode dat hij Driebergen als predikant diende, was ds. Kalkman ook afgevaardigde van de hervormde synode vanuit de classis Doorn. Die tijd zat hij ook in de commissie die aanvragen moest beoordelen voor preekbevoegdheid van lidmaten van 35 jaar en ouder met singuliere gaven. „De voorzitter daarvan was prof. dr. H. Berkhof. We werden als commissie „de mannen van 13.40a.10” genoemd, naar ordinantie 13, artikel 40a, lid 10. De commissie werd in 1976 opgeheven.”
Degenen die preekconsent wilden aanvragen waren volgens de predikant afkomstig uit de noordelijke en zuidelijke provincies. „Daar zijn veel kleine gemeenten, al dan niet in vakantieplaatsen.” Het commissiebesluit werd vervolgens als advies doorgestuurd naar de synode.
De predikant merkt hoofdschuddend op bijzondere voorvallen te hebben meegemaak. „We kregen iemand op bezoek met een pandjesjas aan. Hij moest die dag ergens preken, zei hij. Hij had daarvoor dus geen bevoegdheid. Ook kregen we soms aanvragen binnen terwijl de meegestuurde proefpreek alleen al taalkundig wemelde van de fouten.”
Secularisatie
De predikant was al in zijn kinderjaren bezig met het ambt. „Als kind mocht ik eens met mijn moeder mee naar de Bijenkorf. Op gegeven moment was ze mij kwijt. Ik had een kruk gevonden, klom erop en zegde het lesje op van de zondag ervoor: „Bekeert u, want het koninkrijk der hemelen is nabij gekomen.”
Financieel was het onmogelijk dat in het Capelse arbeidersgezin Kalkman iemand kon gaan studeren. „Maar van mijn vader hoefde ik na de basisschool niet te werken voor het gezin. Zo heb ik 1001 klusjes uitgevoerd om mijn middelbare school en theologieopleiding te kunnen bekostigen.”
Als de predikant terugkijkt op zijn vijftigjarige loopbaan, maakt hij zich zorgen over de afnemende kennis over het geloof. „Wat je met je hoofd niet weet, kun je met je hart immers niet geloven. Dan worden op het gevoel zaken op z’n kop gezet, puur om de verandering.”
Toch blijft ds. Kalkman lichtpunten zien in de „doorzettende secularisatie. Ik bemerk openheid en betrokkenheid in de gemeenten, ook van de jeugd. Je kunt soms alles tegen hebben, maar de Geest mee.”