Opinie

Voorzichtigheid geboden in discussie onderwijs

In de discussie over de vrijheid van onderwijs is voorzichtigheid geboden, vindt dr. G. van der Hoek.

11 February 2003 15:20Gewijzigd op 14 November 2020 00:07

Hij bepleit weinig woorden, maar met zout besprenkt. Rekening, verantwoording afleggen - het zijn termen uit de financiële wereld, die iets uitdrukken van controle door een bevoegde instantie, bijvoorbeeld een registeraccountant. Het heeft te maken met opening van zaken geven, je boeken openen. Op zich moet dat geen bezwaar zijn, want je handel en wandel zijn in overeenstemming met openlijk gekozen, bekende uitgangspunten. Wanneer je niets te verbergen hebt, kan de conclusie van de accountant luiden: er is consistent gewerkt, de boekhouding klopt. De jaarrekening wordt goedgekeurd. En toch kan hij er een advies aan toevoegen: U dient zich te beraden op uw uitgangspunten. Want als u zo doorgaat, gaat u failliet. Uw uitgangspunten laten geen ruimte voor inspelen op veranderende marktsituaties. Dus: de verantwoording is in orde, maar er is huiswerk.

Nu overgebracht op de situatie rond de zich verscherpende discussie over artikel 23 van de Grondwet, de vrijheid van onderwijs. De kwaliteitskaarten van reformatorische scholen geven in het algemeen resultaten te zien waarvoor we dankbaar mogen zijn. Natuurlijk, iedereen weet dat er verbeterpunten zijn. Maar de kwaliteitscontrole, die sterk kwantitatief van inslag is, was niet de aanleiding tot de recente fundamentele discussie over de vrijheid van onderwijs waarbij ook de reformatorische scholen met name kritisch werden bezien.

De kritiek richt zich op de, naar de mening van de heren Zalm, Van Boxtel en Bos, mogelijk aanwezige misstanden over bijvoorbeeld de positie van de vrouw, het spreken over homoseksualiteit en de behandeling van de evolutietheorie. In hun ogen kunnen er binnen reformatorische scholen misstanden bestaan. Met andere woorden: de kritiek richt zich op de uitgangspunten, op het startpunt van de scholen bij de formulering van hun beleid ten aanzien van onderwijs, personeelszorg, leerlingenzorg en de vorming en toerusting gebaseerd op de Bijbel als het Woord van God en de reformatorische belijdenis.

We kunnen best zeggen: deze heren tekenen een karikatuur, we herkennen ons er niet in, die schoen past ons niet, we trekken hem dus niet aan. Maar hoe dan verder? Welke weg van verantwoording is er - extern, maar ook intern? Want we willen de oude uitspraak ”gereformeerd zijn om gereformeerd te worden” gestalte geven. We willen doen aan kritische zelfevaluatie.

Petrus zegt in 1 Petrus 3:15: „Weest altijd bereid tot verantwoording.” Altijd, te pas en te onpas? Nee, dat niet. We moeten tijd en wijze weten om naar de gave die we ontvangen hebben te spreken over onze hoop. Maar, op verzoek, als het geëist wordt. Anders werpen we de paarlen voor de zwijnen. Calvijn zegt: „God onderwijst de zijnen met de geest des onderscheids tot dat einde, dat zij oordelen mogen wanneer, hoever en bij wie het nuttig is te spreken.” Eigentijds gezegd: niet voor elke krant, niet bij elke interviewer, niet mediazoekend. Wanneer, hoever en bij wie is het nuttig? Dát is de vraag.

Altijd bereid zijn, dat betekent: altijd er voor gereed zijn, opdat je niet nalatig bent als de tijd en de wijze er wél zijn. Altijd gereed zijn houdt ten diepste een praktische levenshouding in. „Wat wilt Gij dat ik doen zal?” Die houding is vrucht van de dagelijkse omgang met God, met Zijn Woord en in het gebed.

Hoe moeten we dan verantwoording afleggen? Kunnen we volstaan met de verwijzing naar een recent advies van de onderwijsraad, waarin staat: „Maak een uitzondering voor strenge scholen die altijd consequent geweest zijn bij het toelaten en benoemen?” Kunnen we volstaan met het noemen van de kwaliteitskaarten als objectieve toetsen? Op zichzelf zijn deze dingen waar, maar niet de échte motivatie. Laten we doorstoten tot de uitgangspunten, en van daaruit verantwoording afleggen!

Petrus heeft het over een verantwoording van „de hoop die in u is.” Calvijn geeft als commentaar: „De belijdenis van de hoop die uit het hart spruit, is Gode welbehagelijk.” Laten we dan staan naar dat persoonlijke geloof dat tot uiting komt in de onwankelbare belijdenis van de hoop, want Die het beloofd heeft, is getrouw (Hebr. 10:23). Dan kan en mag het verantwoording geven met zachtmoedigheid en vrees. Niet twistverwekkend, maar met voorzichtigheid. Opdat door de felheid van de verdediging niet juist het tegenovergestelde effect optreedt. Voorzichtigheid is geboden, ook omdat de discussie over de vrijheid van onderwijs, gevoerd wordt tegen de achtergrond van een reëel maatschappelijk probleem: de integratie van de minderheden. Daar kunnen we niet schouderophalend aan voorbijgaan. Het is een breed maatschappelijk probleem, ook voor de gereformeerde gezindte - al kunnen we geen bijdrage leveren in de vorm van toelating van leerlingen.

Met voorzichtigheid en vrees: dan denken we aan de profetie over de komende Christus die luidt in Jesaja 42:2: „Hij zal niet schreeuwen, noch Zijn stem verheffen, noch Zijn stem op de straat laten horen.” Hij heeft wel veel gesproken, maar Hij zweeg toen Hij voor de aardse rechter stond. Laten zo ook onze woorden weinig zijn, maar met zout besprenkt. Zodat we inderdaad, als het geëist wordt, met zachtmoedigheid verantwoording afleggen van de hoop die in ons is. Opdat zo Christus gestalte krijgt in ons weerwoord.

De auteur is voorzitter van de centrale directie van het Driestar College en schreef dit artikel half januari.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer