„Dialect verdwijnt voorlopig niet”
De dialecten verdwijnen de komende honderd jaar zeker niet uit Nederland. Onderzoeken die het tegendeel beweren zijn onbetrouwbaar.
Dat stelt de Twentse oud-streektaalconsulent Gerrit Kraa (70) uit Bornerbroek. „Al 150 jaar wordt geroepen dat de dialecten verloren gaan. In de jaren 60 werd dat geluid versterkt door de beweging dat iedereen Algemeen Beschaafd Nederlands (ABN) moest gaan spreken.”Een tegenbeweging kwam daarna volgens Kraa op gang toen taalwetenschappers ontdekten dat een tweetalige opvoeding juist goed is voor de ontwikkeling van het abstract denkvermogen van een kind. „Dat gaat wel met 15 procent omhoog. Hoe meer talen een kind jong aanleert, des te sterker zijn abstractievermogen toeneemt.”
Kraa is als bestuurslid van de stichting die de ”Biebel in de Twentse sproake” uitgeeft, nog altijd actief in het streektaalwereldje. Hij gelooft niets van de vermeende achteruitgang van het dialect en wijt dat aan verkeerde onderzoeken. „Die worden vaak gedaan in het basisonderwijs. Bij het onderwijzend personeel daar bestaat nog altijd veel weerstand tegen dialecten.”
De onderzoeken naar de dialecten, ook die van het Meertens Instituut, zouden zich eens moeten richten op de pubers, vindt de Bornebroeker. „Met name jongens praten veel in de streektaal. Anders horen ze er niet bij. Zij moeten er toch niet aan denken om hun scooter vol te tanken en dan af te rekenen in het Hollands?”
De Twentse taalwereld heeft een strategie ontwikkeld om de negatieve houding binnen het basisonderwijs aan te pakken. „We zijn met de pabo’s in Twente in de slag door hen te wijzen op het belang van meertaligheid.”
Diverse werkers op de werkvloer weten volgens Kraa hoe belangrijk het is de mensen in hun streektaal aan te spreken. „Een ANWB-monteur zei me dat. „’t Is niet zo slim”, zegt hij als het niet zo erg is met de kapotte auto. Een begrafenisondernemer vertelde me altijd dialect te spreken, omdat mensen na een overlijden in verwarring zijn en zich sneller op hun gemak voelen als hij dialect spreekt.”
De Rooms-Katholieke Kerk begrijpt het belang van het dialect beter dan de protestanten, constateert Kraa. „De RKK stelde pastoors aan uit de streek. Protestantse kerken laten vaak predikanten uit het westen van het land komen. Die snappen niets van de volksaard, die met het dialect is verbonden. Als een kerklid over zijn geloof zegt: „Wat zul je eraan doen?”, wil dat niet zeggen dat hij zich lijdelijk opstelt. Een Twentenaar laat gewoon niet het achterste van zijn tong zien.”
Bij orthodoxe protestanten is er wel een hobbel als het gaat om het uiten van hun geloof in het dialect. „Zij beschouwen dat als spotten.” Overigens zijn initiatieven van minder orthodoxe protestanten voor de Bijbel en kerkdiensten in het Twents zeer populair, stelt Kraa.
Ook in provincies als Zeeland en Limburg is de streektaal aan een opleving bezig, denkt Kraa. Hij maakt zich eerder zorgen over het Nederlands. „Het ABN verdwijnt. Het Nederlands is vergeven van Engelse termen, als gevolg van de computertaal.”
Ondanks alle positieve signalen ziet Kraa twee gevaren voor het Twents. „Veel mensen spreken het lelijke stads-Twents, een mengelmoes, ontstaan door de komst van noordelingen en Zeeuwen naar onze textielindustrie, en geen Algemeen Beschaafd Twents.”
Verder zal de ‘immigratie’ van Hollanders naar Twente als gevolg van de open economie het Twents op den duur toch verdringen, vreest Kraa. „Maar dat zal nog een paar honderd jaar duren.”