De ene godsdienst is de andere niet
Het is hoog tijd om afscheid te nemen van de krampachtige gedachte dat alle godsdiensten gelijk zijn en dus ook gelijk behandeld moeten worden, stelt mr. C. G. van der Staaij. Nederland is gestempeld door het christendom, en dat mag consequenties hebben voor het beleid.
De toegenomen aandacht voor religie heeft in seculier Nederland hier en daar geleid tot de besmettelijke ziekte van godsdienstallergie. Een van de symptomen van die aandoening is de waanvoorstelling dat godsdienst iets is voor enkel en alleen het privédomein, voor achter gesloten deuren.Organisaties als het Scharlaken Koord en Youth for Christ kunnen daarover meepraten. Zij kregen van lokale overheden te horen dat ze hun hulp slechts mogen geven als ze daarbij hun christelijke achtergrond en motivatie onzichtbaar houden. Het lijkt een trend rond het subsidiëren van christelijke organisaties voor sociaal of welzijnswerk.
Gelukkig kijkt de minister van Binnenlandse Zaken er anders tegenaan. In de gisteren in de Tweede Kamer besproken notitie ”Religie en publiek domein” en ook in een interview zaterdag in deze krant betoogt minister Ter Horst onomwonden dat het niet in strijd is met de scheiding van kerk en staat als gemeenten identiteitsgebonden organisaties subsidiëren voor het uitvoeren van maatschappelijke taken. Het is zelfs andersom: het is discriminatie naar godsdienst om identiteitsgebonden organisaties expliciet uit te sluiten. Dat is een stevige steun in de rug tegen seculiere dwingelandij.
Suikerfeest
Essentieel voor een zindelijk debat over deze materie is dat er onderscheid wordt gemaakt tussen de staatsrechtelijke spelregels en politieke keuzes. Aan de staatsrechtelijke spelregels, zoals de scheiding van kerk en staat, is iedereen constitutioneel gebonden. Dat beginsel is in Nederland echter nooit op een exclusief-neutrale wijze uitgelegd en toegepast, maar bood en biedt nogal wat speelruimte voor organisaties die werken op basis van hun eigen godsdienstige of levensovertuiging. Er is staatsrechtelijk dus niets mis met een ontspannen omgang met de scheiding van kerk en staat.
Over de politieke keuzes kunnen en mogen wij vervolgens heftig van mening verschillen. Niet alles wat constitutioneel is toegestaan, is ook beleidsmatig gewenst. Integendeel! Zo geloof ik niet in gesubsidieerde iftarmaaltijden als instrument van integratie. En zie ik als SGP’er al helemaal niets in het subsidiëren van moskeeën, het aanbieden van een zaaltje van het stadsdeelkantoor voor de viering van het Suikerfeest, of het organiseren en financieren van lezingen van gematigde imams.
Bizarre vragen
De grote kwaal in de gangbare benadering van religie en publieke domein is het starre, krampachtige, ik zou bijna zeggen: dogmatische gelijkheidsdenken. De ‘ontspanning’ moet op dit punt nog doorbreken. Alle godsdiensten en overtuigingen lijken, ook als er sprake is van volstrekt ongelijke gevallen, toch gelijk behandeld te moeten worden.
Van daaruit komen bizarre vragen voort als: moet een gemeente evenveel aandacht besteden aan orthodoxe dominees als orthodoxe imams? Iedereen die ietsje verder kijkt dan zijn neus lang is, beseft toch dat hier een wereld van verschil ligt. Het is zelfs beledigend om het gepaste wantrouwen dat geboden is tegenover een orthodoxe imam die is opgegroeid in een tiranniek islamitisch land op één lijn te stellen met een dominee die het klassieke christelijke geloof vertolkt waarmee Nederland groot is geworden.
Het is tijd voor een veel meer gedifferentieerde benadering. Er zijn grote inhoudelijke en historische verschillen tussen godsdiensten. Laat dat gewoon erkend worden, en laten daar vervolgens ook consequenties aan worden verbonden in het beleid.
Maar dan niet in de vorm van positieve discriminatie, zoals de gemeente Amsterdam daar onlangs een staaltje van liet zien. Vanwege het Suikerfeest werden moslims apart ingelicht over de autoloze zondag – terwijl specifieke voorlichting aan de christelijke kerken ontbrak. Er worden scooters ingezet om moslims van buiten de stad toch naar Amsterdam te krijgen – terwijl christenen maar moesten zien hoe ze in de kerk kwamen. Zo’n benadering zet (terecht!) kwaad bloed.
Niet inleveren
Nederland is een land dat gestempeld is door het christendom. De christelijke overtuiging heeft onze rechtsstaat en onze staatkundige orde doordesemd. Dat is niet alleen iets van het verleden. Nog steeds is een zeer groot deel van de bevolking bij een christelijke kerk aangesloten. In Nederland hebben we geen algemeen erkende islamitische feestdagen, maar wel algemeen erkende christelijke feestdagen. In een star gelijkheidsdenken is dat in feite een anomalie. In een christelijk-historische benadering niet. Dan houd je wel rekening met andersdenkenden, maar lever je je eigen identiteit niet in. Het wordt hoog tijd dat het even formalistische als kleurloze gelijkheidsdenken wordt afgezworen.
De auteur is lid van de Tweede Kamer voor de SGP.