Kerk & religie

Column Verdienen: Grensgebied

De grens tussen Congo en Rwanda bestaat in Bukavu uit een oude brug, een overblijfsel uit de koloniale tijd. De grenspost dankt zijn naam aan de rivier de Rusizi. Wie tussen de grauwe planken van de brug door naar beneden kijkt, ziet het donkergroene water van de rivier woelig voorbij stromen.

Lies Mukuna-Adelaar
1 October 2009 08:13Gewijzigd op 14 November 2020 08:47
Lies Mukuna-Adelaar.
Lies Mukuna-Adelaar.

Velen spoeden zich dagelijks over de brug. Vrouwen met kippen onder de arm, mannen met zakken meel op hun hoofd, zakenmensen met glimmende schoenen en aktetas, schamel geklede kinderen die hand- en spandiensten verrichten in de hoop op een bijdrage voor het avondeten, hulpverleners van allerlei ras, Rwandese rebellen die eindelijk Congo worden uitgezet, mensen met ontbrekende ledematen wier ‘rolstoel’ dienstdoet als kruiwagen voor allerlei lasten. Ze zorgen samen voor een kleurrijke en zeer luidruchtige mengelmoes.Wie de grens van Congo naar Rwanda passeert, haalt bij aankomst op Rwandees grondgebied opgelucht adem. Wie daarentegen Congo binnen wil gaan, houdt z’n adem in zodra hij de brug over is. Het traject van de brug tot het grenskantoor is niet eenvoudig. Er bevindt zich daar een complex scala aan ‘diensten’: gewapende soldaten, immigratiebeambten, gezondheidswerkers en grens­werkers met een onduidelijke functie. Allen in dienst van de staat.

De meesten zijn niet opgeleid voor het werk dat ze doen. Ze kregen deze baan via connecties met andere grenswerkers. Per maand ontvangen ze een loon van gemiddeld 0,00 dollar.

Ik denk dat het merendeel van de Nederlanders het bijltje er bij zo’n beloning snel bij zou neergooien. Congolese grenswerkers echter niet.

In de eerste plaats omdat het in Congo vreselijk moeilijk is om aan een baan te komen. Als je eenmaal een baan hebt, ook al betaalt die niet, houd je die met beide handen vast: wie weet, krijgen we vólgende maand een loonstrookje.

Daarnaast is de gemiddelde Congolees creatief aangelegd en, laten we eerlijk zijn, niet zo gewetensvol. Ook zonder officiële beloning ziet hij kansen om zichzelf en zijn familie van eerste levensbehoeften te voorzien. Een voorbeeld.

Een jongeman, laten we hem Fabrice noemen, heeft in Rwanda een pakket opgehaald bij de post. (In Bukavu is er geen postdienst. Men is op Rwanda aangewezen voor het verzenden en ontvangen van poststukken.)

Het pakket weegt 10 kilo en is dus te groot om onder zijn jas verstopt te worden. Zíén zullen ze het zeker. Dan maar net doen alsof híj niemand ziet. Fluitend en met verende tred neemt Fabrice de brug. Zodra zijn linkervoet het zand aan de overkant raakt, klinkt een kreet: „Hé! Jij daar!” Zijn rechtervoet blijft in de lucht hangen. Wat te doen? Niemand heeft het recht om hem hier lastig te vallen. Controle van zowel paspoort als pakket moet op het grenskantoor gebeuren. Zo zijn de regels.

Terwijl hij dit overpeinst, stevent een dikbuikige man op hem af. „Geef me je paspoort!” snauwt deze op luide toon. „Wat zit er in die doos? Openmaken. Nu. Meteen!” (Aan de grens kent men twee stemvolumes: luid en nóg veel luider.) Vanaf dit punt zijn twee scenario’s denkbaar.

Scenario 1: Fabrice kiest eieren voor zijn geld en zegt op ietwat slijmerige toon: „Ach Mkubwa (term die respect aanduidt), denk je niet dat we dit op een andere manier kunnen oplossen?” Na wat geharrewar komen ze een bedrag overeen. Fabrice betaalt, waarna hij met veel bombarie als beschermeling van Mkubwa langs de volgende obstakels wordt geleid. Al heeft hij wapens bij zich: er is geen haan die ernaar kraait.

Scenario 2: Fabrice wil het vandaag eerlijk doen en zegt op ferme toon: „Nee Mkubwa, dat gaat zo niet. Als je me naar het kantoor brengt, laat ik je daar mijn paspoort zien. Je mag dan ook mijn pakket openmaken. Als er iets in zit waarvoor ik invoerbelasting moet betalen, doe ik dat.”

Dat zint Mkubwa niet. Wát? Op het kantoor? Maar dan pikt hij er niets van mee! Het geld zal op de grote hoop verdwijnen, zonder dat hij er iets van terugziet! In aansluiting op deze gedachtegang besluit hij de druk nog wat op te voeren. Hij voelt zich sterk. Naast hem staan immers gewapende soldaten? Met een onverwachte be­weging grijpt hij Fabrice in de kraag en schreeuwt hij in diens gezicht. Scheldwoorden en speekselspetters vliegen de arme jongeman om de oren. Vanaf hier is de kans groot dat Fabrice:

a. zijn zelfbeheersing verliest, de dikbuikige Mkubwa een dreun verkoopt en daarom naar de gevangenis wordt gebracht of een aanzienlijk bedrag moet betalen;

b. geïntimideerd piept: „Oké, oké, Mkubwa, laten we eerst eens samen praten” en spijt heeft van zijn eerdere weigering. Het bedrag dat hij nu moet betalen, ligt aanmerkelijk hoger;

c. na het droogvegen van zijn gezicht voet bij stuk houdt en na een procedure van meer dan een uur uitgeput de grens oversteekt. Eerlijk duurt het langst.

Dit is een treffende tekening van het alledaagse Congolese leven: een slagveld van ethische kwesties waarop het goede vaker wel dan niet het onderspit delft. Onrecht en corruptie zijn bestaansmiddelen geworden. De vraag voor de Congolese christen is: hoe kan ik hier een lichtend licht zijn? Hebt u ideeën?

De auteur werkt in het Congolese Bukavu voor het project Present Hope for a Future Home, een project voor straatjongeren en -kinderen. Zij wordt hierbij gesteund door Stichting Imado, www.stichtingimado.nl.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer