Binnenland

„Moeder praatte nooit over vaders wegvoering”

Moeder Van den Born sprak nooit over de wegvoering van haar man tijdens de razzia in Putten. Hij kwam niet meer terug. Zijn vrouw kón er niet over praten. Voor haar dochter bleef ‘Putten’ deel van haar leven. „Het gaat elke dag door je heen.”

L. Vogelaar
30 September 2009 09:47Gewijzigd op 3 April 2024 10:08
PUTTEN - Detailopname van het Vrouwtje van Putten, het gedenkteken voor de 600 weggevoerde Puttenaren. Foto ANP
PUTTEN - Detailopname van het Vrouwtje van Putten, het gedenkteken voor de 600 weggevoerde Puttenaren. Foto ANP

Vanaf zijn onderduikadres in Brabant ging Gijs van den Born om de twee weken een weekend naar huis. Ook op vrijdag 15 september 1944. ’s Maandags kon hij niet meer weg, omdat de Slag om Arnhem inmiddels in volle gang was. Het gezin moest Oosterbeek –bijna zonder bagage– verlaten, liep naar Apeldoorn en moest daar kiezen: „Moeder had een zus in Kootwijkerbroek en een in Putten”, zegt dochter E. Smit-van den Born uit Woudenberg. „In Kootwijkerbroek was het razziagevaar groot, zei men. Dus gingen we naar Putten. We kwamen er op woensdag 27 september, vaders 37e verjaardag, aan.”’s Zaterdags ging Van den Born naar Oosterbeek en kreeg met moeite toestemming om spullen uit zijn huis te halen. „Ook zijn trouwpak. Daarin ging hij de volgende morgen naar de kerk. En daarin is hij weggevoerd. Toen de politie zei dat we weer naar de kerk moesten, werden de mannen apart gezet. „Tot straks”, was het laatste dat we van vader hoorden. We hebben hem niet teruggezien. Dat de mannen lopend naar het station gingen, zagen we niet, doordat tantes woning aan de Dorpsstraat achter haar winkel lag. Wij moesten Putten uit, want het dorp zou worden platgebrand. Maar na een nacht in Speuld konden we terug. Tante stond dagen aan de telefoon om haar man vrij te krijgen; op een raadselachtige manier is dat gelukt: oom kwam terug uit Amersfoort, vader niet.”

Van den Born overleed op 18 december 1944 in het Duitse kamp Versen-Meppen. Zijn gezin hoorde dat pas na de bevrijding. „Later kregen we vaders ring, manchetknopen en horloge.”

Het gezin keerde terug naar Oosterbeek. Zonder vader. Een gehavend gezin, in een gehavend huis. „Moeder nam kostgangers om het hoofd boven water te houden. Mijn jongste broertje is in 1952 verongelukt. Toen had moeder alleen mijn andere broer en mij nog over.”

Mevrouw Smit was in 1944 bijna 9 jaar. „Als kind denk je niet veel aan het verleden, maar vooral nadat moeder in 1981 overleed, kwam het gebeurde sterk op me aan. Via de Stichting Oktober 44 ben ik in contact gekomen met lotgenoten uit Putten. Dat heeft me erg goed gedaan. Ik moest niets van Duitsland en de Duitse taal hebben, maar ben in 1995 toch meegegaan met een reis vanuit Putten naar de kampen. Van de twee dagen heb ik wel anderhalve dag gehuild. Tijdens de reis raakten we bevriend met Maarten Verheij, een evacué uit Scheveningen die in Putten was opgepakt. Hij had het overleefd. De hartelijkheid van de Duitsers die ons ontvingen, deed me ook goed. Zij schamen zich voor het verleden van hun land.”

Vrijdag gaat het echtpaar Smit naar de herdenking in Putten. Zoals elk jaar. „Enkele keren hebben vier of vijf Duitsers bij ons gelogeerd die de herdenking wilden bijwonen. Nog altijd zijn er echter nabestaanden die wegblijven omdat er Duitsers aanwezig zijn.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer