Ursultje kan zichzelf onzichtbaar maken
Net als historische romans mogen historische jeugdboeken zich verheugen in een groot lezerspubliek. De verhalen zijn meestal spannend en zonder dat het moeite kost krijg je wat geschiedenis mee. Maar hoe betrouwbaar is die informatie eigenlijk? Jan Hendrik Guiljam (28), afgestudeerd als historicus en nu docent Nederlands, geschiedenis en maatschappijleer op het Calvijn College in Middelburg, vroeg het zich af.
Guiljam schreef een scriptie over de vraag in hoeverre recent verschenen jeugdboeken over de Tachtigjarige Oorlog betrouwbaar zijn en overeenkomen met de nieuwste historische inzichten over dit tijdperk. „Tijdens mijn geschiedenisstudie in Leiden heb ik me met veel interesse beziggehouden met deze oorlog”, zegt hij. „Ik wilde er graag een vervolg aan geven. Dat heb ik gedaan door deze eindscriptie te schrijven bij de lerarenopleiding Nederlands van Driestar Educatief. Uiteindelijk denk ik dat de verhalen van de meester op de lagere school en de prachtige boeken van Piet Prins mij de liefde voor dit onderwerp hebben bijgebracht. Een stukje romantiek, dat tijdens mijn studie trouwens op veel punten onderuitgehaald werd.”U nam voor uw scriptie drie recente jeugdboeken als uitgangspunt: ”Het verraad van Waterdunen” van Rob Ruggenberg, ”Het verraad van Holland” van Siebe Huizinga en ”De meester van het scherpe zwaard” van Bies van Ede.
„Ik heb gekeken of deze boeken kloppen met wat we met de huidige stand van de wetenschap weten over de Tachtigjarige Oorlog. Omdat het niet te doen was om een integrale vergelijking te maken, heb ik gekozen voor drie essenties: de economische situatie, de godsdienstige opvattingen en de wijze van oorlogvoering.”
Wat zijn uw belangrijkste conclusies?
„Het is me in positieve zin opgevallen dat de manier van oorlogvoering gedetailleerd en waarheidsgetrouw is beschreven. Zo lees je bijvoorbeeld over een reizende markt die altijd in het kielzog van een leger meetrok. Ook ontmoeten we veel huursoldaten, die eigenlijk geen partij kozen en met het grootste gemak deserteerden. De Spanjaarden maakten gebruik van knechten, Nederlandse jongens die ze gekocht hadden, de zogenaamde mochilero’s. Zij werden buitengewoon slecht behandeld. Evenals de Spanjaarden pleegden ook onsamenhangende bendes geuzen een grote aanslag op de bevolking. Deze dingen vind je allemaal terug in de vakliteratuur.”
Twee van de drie boeken hebben bovendien achterin een verklarende woordenlijst met daarin heel wat militaire begrippen en Spaanse woorden.
„De economische situatie fungeert in de boeken altijd alleen als decor. Over het algemeen komen we weinig te weten over werk en welvaart van de gewone man en vrouw. Wel komt de ontwrichting van de plattelands- en stadseconomie door de oorlog goed uit de verf.”
U stelt ook in uw conclusie dat in de besproken boeken op het punt van godsdienst geen recht wordt gedaan aan de werkelijkheid. Er is slechts sprake van vage religiositeit.
„Ik wil zeker niet beweren dat je tijdens de Tachtigjarige Oorlog kunt spreken van omlijnde godsdiensten. Niet iedereen was fel-katholiek of overtuigd calvinist. Tussen deze uitersten bevonden zich nog allerlei gradaties, zoals protestantiserende katholieken en kerkelijk daklozen. Om nog maar te zwijgen van de aanwezigheid van wederdopers, collegianten en andere godsdienstige gezindten. Daarnaast waren er ook allerlei vormen van volksgeloof. Het was een godsdienstige lappendeken. Maar wat mij tegen de borst stuit is het feit dat een enigszins omlijnde geloofsovertuiging bij vrijwel geen enkel personage een rol speelt. Integendeel, het draait om waarzeggerij, lykantropie (het kunnen communiceren met wolven) hekserij, magie en allerlei andere vormen van alternatieve religiositeit. Dit doet absoluut geen recht aan de werkelijkheid van destijds.
Mijns inziens zie je in de onderzochte boeken een typische eenentwintigste-eeuwse benadering van de geschiedenis. Historische jeugdboeken zijn wat dat betreft ook echt een barometer van onze eigen tijd.”
Hebt u ook gezocht naar christelijke schrijvers over dit onderwerp?
„Bij mijn jeugdboekenselectie zat geen christelijk boek. In de eerste plaats zijn die er nauwelijks. En daarnaast paste bijvoorbeeld ”De erfdochter van Rennenberg” van Eveline Bergwerff (Uitgeverij Den Hertog) niet in het door mij gemaakte kader waarbinnen de jeugdboeken moesten passen.”
Uw vraagstelling suggereert dat u meer historicus dan literatuurwetenschapper bent.
„Het is zo dat ik meer heb gekeken naar wát er geschreven is dan naar hoé het geschreven is. Anderzijds zijn deze twee ook niet los te koppelen. Je merkt dat schrijvers soms de geschiedenis geweld aandoen omdat dat verhaaltechnisch beter uitkomt. Bijvoorbeeld: in ”De meester van het scherpe zwaard” is Ursultje Hoppener, de dochter van de Haarlemse herbergier, helderziend. Dat heeft zo zijn voordelen als de stad Haarlem in 1573 wordt belegerd en ingenomen door de Spanjaarden.
Ursultje kan zichzelf in tweeën splitsen, kan zich onzichtbaar maken als ze door de vijandelijke linies sluipt en weet telkens ruimschoots van tevoren wat er zal gaan gebeuren. Handige keuzes van de schrijver, om de personages in het boek uit penibele situaties te redden. Maar het maakt voor mij de strijd rond Haarlem zoals die in dit boek beschreven is ongeloofwaardig. Anders gezegd, de doorsnee Haarlemmer zal de inname van de stad en alle ellende die daarop volgde anders beleefd hebben dan hier wordt voorgesteld. En zo zijn er meerdere voorbeelden te noemen.”
Dus historiciteit gaat boven de verbeelding?
„Historische jeugdboeken bevinden zich op het breukvlak van feit en fictie. Daar moet een zeker evenwicht in worden gevonden. Een zo objectief mogelijke historische weergave is geen garantie voor een goed jeugdboek. Het is juist de fictie die een boek leven inblaast.
Anderzijds vind ik dat de verbeelding niet mag gaan heersen over de feiten. Dan krijg je een verdraaiing van feiten. En dat zie je veelvuldig in de boeken die ik heb onderzocht. Het moet toch mogelijk zijn om, met een juiste benadering van de werkelijkheid, een spannend boek te schrijven dat tot de verbeelding spreekt?”
Zouden die er zijn?
„Het zou de moeite waard zijn om eens te kijken welke jeugdboeken er historisch betrouwbaarder zijn: de door mij onderzochte boeken of die van de generatie Willem Wijcherts. Ik verwacht dat die laatste er wat betreft de beschrijving van de oorlogvoering slechter vanaf komen. Of dit zo is qua godsdienstige opvattingen, is nog maar de vraag. Natuurlijk heeft dit te maken met de achtergrond van de schrijver, maar ook met een stukje gedegen historisch onderzoek.”
Wat kun je als docent zoal met historische jeugdliteratuur doen?
„Voor het vak Nederlands zou ik zeggen: voorlezen. Daarmee wek je belangstelling voor verhalen lezen, in het bijzonder historische verhalen. Zet zo nu en dan een klassengesprek op over wat je gelezen hebt en stel daarbij ook de weergave en betrouwbaarheid van de gebeurtenissen aan de orde. Ik weet trouwens dat het boek ”Het verraad van Waterdunen” door veel leerlingen gelezen wordt, misschien omdat het boek zich voor een groot deel in Zeeland afspeelt.
Bij geschiedenis kun je boekfragmenten lezen, die je vervolgens door de leerlingen laat toetsen aan de hand van historische bronnen. Laat ze zelf conclusies trekken. Ook een belangrijk begrip als ”standplaatsgebondenheid” kan hier bij betrokken worden. Als leraar Nederlands besteed ik zelf tamelijk veel aandacht aan historische jeugdboeken. Ik vind het belangrijk om jongeren te leren op welke manier je liefde voor geschiedenis kunt hebben.”