„Moderne geschiedschrijving te seculier”
Historici moeten meer aandacht schenken aan religie. Veel moderne geschiedschrijving is te seculier, vindt prof. dr. Piet de Rooij. „Nederland kent zichzelf slecht.”
Toen in januari bekend werd dat de Tour de France het jaar daarop in Rotterdam zou starten, bleek de karavaan op weg naar het zuiden ook Goedereede te passeren. Op zondag. Dat stuitte op bezwaren, maar het protest baatte niet: de openbare ruimte in de gemeente bleek niet langer gereserveerd te kunnen worden voor de zondagsheiliging.De Rooij: „Een journalist van het dagblad Metro reisde naar aanleiding van deze kwestie op een zondag naar Goedereede af om over dit relict uit het verleden te berichten. Al zijn vooroordelen werden bevestigd, het was daar een openluchtmuseum. Zo kon hij tevreden melden dat vrijwel iedereen die morgen in de kerk zat. Jammer alleen dat hij de eredienst der gereformeerden bij herhaling meende te moeten aanduiden als een ochtendmis.”
Dit voorval laat volgens De Rooij, hoogleraar Nederlandse geschiedenis sedert de middeleeuwen, zien hoezeer de kennis van het religieuze verleden –en daarmee inzicht in het verleden van Nederland– is weggevallen. Bij zijn afscheid van de Universiteit van Amsterdam pleitte hij vanmiddag dan ook voor een grotere aandacht voor religie. Een uitgebreide versie van zijn rede, getiteld ”Openbaring en openbaarheid”, verscheen vandaag bij de Amsterdamse uitgeverij Wereldbibliotheek.
In de Nederlandse samenleving geeft religie permanent spanningen, aldus De Rooij. Christenen streven niet alleen naar gewetensvrijheid maar ook naar belijdenisvrijheid: het recht om in de openbare ruimte voor hun geloof uit te komen.
De hoogleraar onderscheidt drie „problematische” fasen in de Nederlandse geschiedenis: de tolerantie in de zeventiende en achttiende eeuw, de verzuiling in de negentiende eeuw en de secularisatie in de jaren zestig van de twintigste eeuw.
De laatste halve eeuw vervluchtigde de oude overzichtelijkheid, stelt De Rooij. „De scheiding tussen de persoonlijke en de publieke levenssfeer was ooit noodzakelijk gevonden om verschillende godsdienstige overtuigingen te kunnen verdragen. Het publieke domein was dan ook ‘neutraal’, zij het onmiskenbaar bepaald door protestantse opvattingen over moraal en gedrag.”
Met het wegvallen van de levensbeschouwelijke zuilen veranderde ook het publieke domein van karakter. „Het is nu nadrukkelijk seculier geworden, zoals onder meer blijkt uit de toegenomen erotische prikkeling in de openbare ruimte. Rechtzinnige christenen hebben zich maar aan te passen.”
De laatste jaren staat religie weer meer in het centrum van de aandacht, constateert de Amsterdamse hoogleraar. Opvallend is de onwennigheid van de reacties. „De ervaringen met het eigen verleden, de even moeizame als pragmatische omgang met aanzienlijke religieuze verschillen in de samenleving, waren kennelijk niet meer beschikbaar. Die gingen schuil achter het afscheid van het verleden.”
Nederland kent zichzelf slecht, aldus prof. De Rooij. Het land is volgens de Amsterdamse hoogleraar vergeten dat het vier eeuwen lang gekenmerkt werd door de tegenstelling tussen Rome en de Reformatie, dat het „drievoudig snoer” van God, Nederland en Oranje anderhalve eeuw lang domineerde en dat zelfs rooms- atholieken in deze hegemonie berustten. „De rest had zich daarnaar te voegen.”
De Rooij: „Vergeten is daarmee ook hoe een multireligieuze samenleving doorgaans niet eschouwd moet worden als een plaats vol interessante ontmoetingen, maar als een arena waarin verschillende openbaringen vechten om een plek in de penbaarheid, zo niet om de hegemonie. Vandaar ook dat het zo verstandig is om een dergelijke samenleving te zien als „een kruitvat dat door de overheid bij voortduring moet worden natgehouden.”