Waken voor triomfalisme
De puinhopen van 175 jaar Afscheiding. Nederlandse christenen zitten nu bij de brokstukken, constateert ds. P. D. J. Buijs. „We hebben allemaal reden om ons diep te verootmoedigen voor de Heere. De pijn van de kerkelijke verdeeldheid wordt vaak maar weinig gevoeld.”

Een grootscheepse herdenking van de Afscheiding in 1834 is niet nodig – daarover zijn ds. Buijs, dr. R. Bisschop, ds. A. Schreuder en drs. P. J. Vergunst het wel eens. De vier –allemaal afkomstig uit een verschillend kerkverband– willen echter wel lessen trekken uit de kerkgeschiedenis.Vergunst, algemeen secretaris van de Gereformeerde Bond in de Protestantse Kerk in Nederland, zegt het beginsel van afscheiding af te wijzen. „De breuk heeft de kerk van Christus in belijdende zin niet genezen. Toch wijdt ook De Waarheidsvriend er binnenkort een themanummer aan. Nadenken over de gebeurtenissen in 1834 kan onze generatie leren wat het betekent kérk te zijn.”
Bisschop, directeur van het Wartburg College (locatie Revius) in Rotterdam en lid van de Hersteld Hervormde Kerk, vindt het de moeite waard aandacht te besteden aan de geschiedenis van de Afscheiding. „Het is goed als kerkelijke groepen hun wortels bestuderen, echter zonder triomfalistisch te zijn.”
Ds. A. Schreuder uit Rijssen noemt de Afscheiding een sleutelmoment uit de kerkgeschiedenis. Bestudering ervan leidt volgens de predikant van de Gereformeerde Gemeenten terug naar de kern van het gereformeerde belijden.
Dan blijft de vraag of het nodig was dat de kerkenraad van de hervormde gemeente in Ulrum in 1834 de ”Acte van Afscheiding of Wederkeering” tekende.
Bisschop: „Door zijn verzet tegen de heersende liberale theologie had Hendrik de Cock in 1834 maar weinig keus. Of hij moest buigen onder het synodale juk, óf hij moest zijn eigen orthodoxe weg gaan.”
Vergunst, direct: „In de Nederlandse Hervormde Kerk heerste al veel langer een liberaal klimaat. Dus waarom moest De Cock zich in 1834 afscheiden, zo kort nadat hij de gereformeerde belijdenis innerlijk aanvaard had? Het gaat om het onderliggende principe: is scheuring van de kerk, het lichaam van Christus, een daad van verzet of, om het zwaar aan te zetten, zonde?”
Ds. Schreuder: „We moeten wel goed onderscheid maken tussen de kerk als instituut en de Kerk als lichaam van Christus. De Cock begeerde niets anders dan dat de Hervormde Kerk zou terugkeren naar de leer, tucht en dienst der vaderen.”
Bisschop: „Bezwaren leefden er al veel langer. Die werden ook verwoord, maar tevergeefs. Zo kwam het in 1834 tot een climax.”
Ds. Buijs durft de Afscheiding geen zonde te noemen. „We voelen ons allemaal hartelijk verbonden aan het gereformeerde belijden. Ik moet denken aan wat de Bijbel zegt over het bouwen met goud, zilver, hooi en stoppelen. We menen allemaal oprecht dat we een juiste keuze maken. Maar het uiteindelijke oordeel is aan de Heere.”
Voor Vergunst blijft het wringen. „Roept Paulus de gemeente van Korinthe ondanks grote dwalingen in haar midden niet ertoe op één in Christus te zijn? Het gaat om terugkeer naar gehoorzaamheid aan Hem.”
Ds. Buijs: „Hoe kan ik lid zijn van een kerk waarin ds. Klaas Hendrikse of predikanten met esoterische denkbeelden de naam van mijn Heiland door het slijk halen? Moet er dan geen tucht plaatsvinden?”
Tucht is allereerst een zaak van de plaatselijke gemeente, vindt Vergunst. „Ds. Hendrikse krijgt geen toegang tot honderden kansels.”
De algemeen secretaris van de Gereformeerde Bond ziet de roeping binnen de Protestantse Kerk als „getuigend staan in de gebrokenheid.” „Maar verdeeldheid is evenzeer zonde als dwaalleer. Jullie leven met het eerste, wij ook met het tweede. Dat doet veel pijn.”
Die pijn voelt ds. Schreuder ook. „”Quis non fleret”. Wie zou niet wenen over de kerkelijke verdeeldheid. Ds. G. H. Kersten heeft gezegd dat de afgescheidenen te ver gingen door de Nederlandse Hervormde Kerk een valse kerk te noemen.Wel stelde hij dat deze kerk aan de oude belijdenis haar bindende kracht ontnam. Het ledeboeriaanse gevoelen dat uitzag naar het herstel van de ware dienst des Heeren in de Hervormde Kerk leefde in zijn tijd in de Gereformeerde Gemeenten nog sterker dan nu.”
In de „hype van eenheid” is echter ook nuchterheid nodig, aldus de Rijssense predikant. „Soms constateer ik in die behoefte aan eenheid een verloochening van de eigen wortels. Mensen die zich daarentegen thuisvoelen in hun eigen kerk, hebben vaak minder last van kerkmuren en kunnen beter over de kern van het Evangelie praten.”
Vergunst: „Zou u met uw hervormde collega in Rijssen niet een keer van kansel willen ruilen?”
Ds. Schreuder: „Het was de bedoeling dat ik twee weken geleden zou deelnemen aan een bijeenkomst in de hervormde Schildkerk om te bidden tegen de komst van het hardrockfestival Elsrock. Ik heb daar volmondig ja op gezegd, al is de dienst om bepaalde redenen niet doorgegaan.”
Desondanks blijft kerkelijke samenwerking een moeilijk begaanbare weg, vindt de predikant, die zitting heeft in de in 2002 opgezette commissie kerkelijke eenheid en verscheidenheid van de Gereformeerde Gemeenten. „Het is niet eenvoudig om wat je individueel tegen elkaar kunt zeggen, op een hoger kerkelijk niveau te brengen.”
Ds. Buijs verwacht ook weinig van institutionele eenheid. „In de Christelijke Gereformeerde Kerken zal een deel afhaken als we één kerkverband zouden gaan vormen met de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt of de Nederlands Gereformeerde Kerken. Hetzelfde geldt in de richting van de Gereformeerde Gemeenten. We kunnen als gereformeerde belijders beter streven naar samenwerking waar dat mogelijk is.”
Ook Bisschop is sceptisch over het resultaat van kerkelijke samensprekingen. „Maar als je elkaar kunt vinden op basis van Schrift en belijdenis en er is geestelijke herkenning, waarom zou je elkaar dan niet de ruimte geven om in praktische zin te werken aan meer eenheid?”
Vergunst vindt het echter „gevaarlijk” om pas te praten als er geestelijke herkenning is. „Waar ligt die dan precies in? In de gereformeerde belijdenis of in de interpretatie daarvan? Zo’n gesprek wordt een smal spoor. Gods Woord houdt geestelijke eenheid en eenheid van de gemeenten dicht bij elkaar. Dat lijkt me ook van belang met het oog op het getuigenis naar buiten. Ik geneer me als een gezamenlijke brief aan de overheid over ethische thema’s door negen verschillende kerken is ondertekend.”
Ds. Schreuder: „Maar onze gereformeerde belijdenis veronderstelt toch ook een doorleefd geloof en naar die herkenning mag je toch bij elkaar zoeken?”
Vergunst pleit voor het zetten van een „stap in geloof.” Tegen ds. Buijs: „Is het mogelijk om op zondag 11 oktober, in de week waarin 175 jaar geleden de Acte van Afscheiding verscheen, in Harderwijk van kansel te ruilen?”
Ds. Buijs: „In Harderwijk hebben we prima contacten met de hervormde gemeente. We organiseren samen Israëlavonden, doen samen evangelisatiewerk, hebben een gezamenlijke Reformatieherdenking, en er komt een plaatselijke afdeling van het Contactorgaan Gereformeerde Gezindte. Of dat nog eens op kanselruil uitloopt, zal de tijd leren. Is kanselruil overigens het belangrijkste?”
Dat plaatselijke gemeenten die geestelijk aan elkaar verwant zijn niet nader tot elkaar komen, ligt volgens ds. Buijs aan de luxesituatie waarin ze vaak verkeren. De nood ontbreekt. „Al moet een gemeente er ook rijp voor zijn.”
Bisschop: „Die vrijblijvendheid moet weg. We hebben het vaak zo druk in onze eigen, florerende gemeente. Maar misschien is dat juist wel een dekmantel om niets aan de huidige situatie te hoeven veranderen.”
Bewustwording van de noodzaak van kerkelijke eenheid moet ook in de preek ter sprake komen, vindt ds. Buijs. „We staan over het geheel genomen hier in het Westen op de laatste schansen. We hebben te maken met een grote terugloop van leden. Dat treft echt niet alleen de Protestantse Kerk.”
Ds. Schreuder: „We overschreeuwen ons met missionaire programma’s, maar lijden we eraan als in onze gemeente dat ene schaap vertrekt en als onze kinderen afscheid nemen van de gereformeerde belijdenis?”
Vergunst: „De situatie waarin de kerk verkeert, wordt verhuld doordat mensen naar Barneveld, Opheusden of Veenendaal verhuizen. Maar in steden als Haarlem en Zutphen wordt de gereformeerde prediking bijna niet meer gehoord.”
Wat houdt voor u het woord ”wederkeer” in?
Het blijft even stil. De vier gesprekspartners zijn het erover eens dat De Cock een „wederkeer tot de leer en dienst der vaderen” voor ogen had, een terugkeer naar de belijdenis van de Reformatie. Maar volgens Bisschop bevat de Acte óók de belofte terug te keren naar de Nederlandse Hervormde Kerk – als ze zich reformeert. „Dat staat er letterlijk in.” Zelf stapte hij na de „treurige scheuring in 2004” over van de Oud Gereformeerde Gemeenten naar de Hersteld Hervormde Kerk.
Ds. Schreuder: „Volgens de Acte betekent ”wederkeer” een terugkeer naar de eenheid van alle Christgelovigen, zoals artikel 28 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis daarover spreekt.”
Vergunst: „Als kerk hebben we een roeping voor heel het volk. Gaat die niet teloor door de weg van afscheiding te gaan?”
Ds. Buijs: „Het begrip volkskerk heeft gelukkig niet alleen betrekking op de Protestantse Kerk. Ook wij willen graag „Jan Rap en zijn maat” bereiken.”
Bisschop: „De Afscheiding had helaas een negatief effect op de missionaire bewogenheid van de kerk. De afgescheiden kerken zijn vanouds sterk naar binnen gericht.”
Wat kunnen christenen leren van de Afscheiding van 1834?
Bisschop: „Het komt aan op waarheid in het binnenste, en hoe we die in begrijpelijke taal kunnen overdragen op de volgende generatie.”
Ds. Buijs: „Laat jongeren zien wat leven vanuit de belijdenis inhoudt. Ik spreek jongeren die graag met ouderen zouden willen praten over de relatie met de Heere, maar daarin worden teleurgesteld.”
Ds. Schreuder: „Wat ons gemeenschappelijk moet binden, zijn de belijdenisgeschriften. Die moeten worden doorleefd, en voor jongeren concreet en praktisch worden ingevuld.”
Vergunst: „Het is bijzonder dat De Cock door Gods genade het goud van de Reformatie ontdekte. Het raakte hem dat een van zijn catechisanten zei: „Als ik ook maar een nagelschrapsel tot mijn zaligheid moest toedoen, dan was ik voor eeuwig verloren.” Door de herdenking van de Afscheiding krijgen we opnieuw gelegenheid te verwoorden wat de kerk ten diepste is: de plaats waar Christus met zondaren samenwoont.”
Afscheiden of blijven
APELDOORN – Na de Afscheiding in 1834 verlieten binnen enkele jaren naar schatting 20.000 mensen de Nederlandse Hervormde Kerk. Wat waren hun motieven? En waarom bleven anderen wel hervormd?
Vijf redenen om zich af te scheiden volgens de ”Acte van Afscheiding of Wederkeering”:
„Verminking of verloochening van de leer onzer Vaderen, gegrond op Gods Woord."
„Verbastering van de bediening der Heilige Sacramenten naar de verordinering van Christus in Zijn Woord.”
„Het bijna volstrekte verzuim der kerkelijke tucht.”
De gemeente te Ulrum „wilde afstand doen van het dienen van God, naar menselijke geboden, omdat Gods Woord ons zegt dat dit tevergeefs is.” Daarmee doelt de Acte op het „synodale reglementen en voorschriften, zonder aanwijzing dat die op Gods Woord in alles gegrond zijn.”
Onrust in de gemeente en schorsing van ds. Hendrik de Cock „ten gevolge van zijn openbaar getuigenis tegen de valse leer en verontreinigde openbare Godsdienst-oefeningen.” Daarnaast werd ds. H. P. Scholte de prediking van Gods Woord verboden en „onderlinge bijeenkomsten der geloovigen wierden met geldboeten bestraft.”
Vijf reden om in de Nederlandse Hervormde Kerk te blijven:
De historicus G. Groen van Prinsterer schrijft in ”Het recht der hervormde gezindheid” (1848): „Het verlaten van een Kerk is zonde, wanneer het geen plicht is.”
Van plicht tot afscheiden is geen sprake, schrijft ds. B. Moorrees, predikant in Wijk (Land van Heusden) in ”Een eenvoudig doch ernstig woord aan al mijne geloofsgenoten” (1837). „Waar staat dit, dat een diep gevallen kerk niet kan worden opgericht? Zou de hand des Heeren verkort zijn?” Hij vervolgt: „Wij mogen in de kerk onze stem voor de oude en beproefde waarheid nog luide verheffen. Dit is een bewijs, dat de kerk nog niet onverbeterlijk verbasterd is.”
Ds. D. Molenaar Den Haag roept in een biddagpreek uit 1847 op tot verootmoediging: „Laten wij de roede kussen en tot de Heere wederkeren. Laten wij bidden voor allen die dwalen en de gemeente Gods bederven, dat zij bekeerd mogen worden. De inwendige hervorming der kerk komt alleen in de weg van een diepe verootmoediging.”
In een brief uit 1848 aan de afgescheiden predikant ds. S. van Velzen signaleert Groen onder afgescheidenen enkele misstanden, waaronder rechtzinnigheid zonder liefde voor eenheid van christenen: „Is handhaving der formulieren, de geloofsuitdrukking van het eigen hart zowel als belijdenis van de Kerk, ons hoogste doel, of is het een middel waarmee een hogere wens, handhaving der evangelie-waarheid, opbouw van de kerk, uitbreiding der gemeente Gods moet worden bereikt? Moet het tot vereniging of tot uiteendrijving strekken dergenen, die bouwen op één fundament? Ter verlevendiging of ter uitblussing van de zegen, welke de Heer aanvankelijk weder in de gemeente verleent?”
Groen concludeert in zijn boek van 1848 dat afgescheidenen door afscheiding van de kerk met „misverstand en overijling” aan haar verval schuldig zijn.