De arrestatie van De Cock
De Blokhut in Kampen is een echt ouderwets donkerbruin café. Op de vloer liggen planken. Aan het plafond hangen de bierpullen. Op de bar staat de biertap. In 1836 dacht ds. Hendrik de Cock hier rustig te slapen, totdat er om drie uur ’s nachts luid op de deur werd gebonsd.
Hendrik de Cock was in zijn derde gemeente, Ulrum, een overtuigd aanhanger van de gereformeerde leer geworden. Van heinde en ver kwam men naar zijn prediking luisteren. Hij doopte ook wel kinderen uit andere gemeenten. In 1833 werd hij door het provinciaal bestuur voor twee jaar uit zijn ambt geschorst.Zo begon vanuit Ulrum de Afscheiding. In mei 1835 ging De Cock op reis. Hij trok zuidwaarts naar Smilde, had onderweg op hemelvaartsdag in het Drentse streekdorp Koekange gepreekt, institueerde in Ruinerwold een afgescheiden gemeente, deed hetzelfde in Genemuiden, en werd uiteindelijk gesignaleerd in Wilsum aan de IJssel. Daar, aan de Kamper kant van het water, had De Cock het gewaagd te preken op de deel van boerderij ”De Oude Scheere” van boer Derk Hoksbergen.
De politie had het inmiddels op De Cock voorzien. De regering verhinderde dat afgescheidenen (in Kampen noemde men hen ”ofgetippelden”) kerkelijk samenkwamen. En zeker De Cock mocht geen ”geestelijke ambtsverrigtingen” doen, want hij was geschorst.
Vanuit Wilsum ging De Cock naar Kampen. Daar was de commissaris van de politie paraat. De Cock, die snaak uit het noorden, zou het toch eens wagen om in zijn ambtsgebied een stichtelijk woord te spreken!
Grutter Nijhuis
Het is dinsdag 9 juni 1835. De Cock preekt in het huis van grutter Roelof Nijhuis, aan de Buiten Nieuwstraat. Daar doet de politie een inval. De kerkgangers zitten in de huiskamer, met de Bijbel voor zich. Men heft juist een psalm aan.
Na enige woordenwisseling moet De Cock voor verzekerde bewaring mee, naar het bureau van politie, aan de Nieuwmarkt. Hem hangt nu een boete, gevangensschap of zelfs mishandeling boven het hoofd. De arrestant wordt overgebracht naar het logement ”De bonte os” aan de Torenstraat, vlak bij de Nieuwe Toren. Daar zal De Cock, bewaakt door een politieagent, ’s avonds zichzelf ter ruste leggen.
In het holst van de nacht is er rumoer in de nauwe Torenstraat. Luid wordt er op de deur van ”De bonte os” gebonsd. De Cock moet mee, naar het politiebureau te Zwolle.
Gastvrije cafébaas
”De bonte os” is er nog steeds, Torenstraat 9, het oudste straatje van Kampen. Later kreeg het de naam ”Hotel De Zon”. Sinds een jaar of twintig heet het gebouw ”Eetcafé De Blokhut”.
Rob van der Weerd is eigenaar van het café. Hij weet van geen Afscheiding af en noemt zich „de enige Kampenaar die niets van het geloof afweet.”
Gastvrij is Van der Weerd zeker. „Zolang als dit huis bestaat heeft het dienst gedaan als herberg, logement, hotel, taveerne, tapperij en café. Men betaalde vroeger 1,75 gulden voor logies met ontbijt.”
Spontaan stommelt de cafébaas naar boven, waar De Cock geslapen moet hebben. „Loop maar mee.”
Waar de vader der Afscheiding sliep, heeft Van der Weerd nu zijn keuken. „Ooit sliep hier ook Willem Frederik Hermans. Dat kun je lezen in zijn boek ”Tranen der acacia’s”. Het is hier nog net als vroeger. Er is weinig veranderd.”
Geloof en politiek
Beneden vertelt Van der Weerd: „Ik heb klanten die al veertig jaar komen. Hier komen gelovigen en ongelovigen. Dat drinkt dan samen een biertje. Mooi hè! Ik heb ook vaak studenten van de vrijgemaakte universiteit over de vloer. Er wordt wel eens over het geloof gepraat Wat ik soms niet begrijp is: er is maar één God, maar christenen schijnen overal ruzie over te kunnen maken.”
Er wordt in ”De Blokhut” ook veel over politiek gepraat. „Hier wordt onder een borreltje sneller politiek bedreven dan in het gemeentehuis.”
Als vroeger de gereformeerd vrijgemaakten in Kampen hun jaarlijkse schooldag hielden, was het hoogtij voor ”De Blokhut”. „Dat was, vooral in de jaren zeventig, voor ons de beste dag van het jaar. Er kwamen wel zo’n 15.000 bezoekers naar de schooldag. Wij kookten op zo’n dag 2000 borden soep.”
Ondanks het feit dat de kroegbaas zichzelf ongelovig noemt, is hij een fel tegenstander van zondagsopenstelling van de winkels in Kampen. „We kunnen zes dagen werken. Dat moet genoeg zijn.”
Niets onbehoorlijks
Op het politiebureau te Zwolle waren ze trouwens gauw klaar met de Ulrumse prediker. De officier, zelf van rooms-katholieken huize, stelt vast dat De Cock niets onbehoorlijks heeft gedaan. De volgende morgen staat De Cock in Zwolle op straat, als een vrij man. In zijn hart zong het: „Dit is van den Heere geschied, en het is wonderlijk in onze ogen.”
Hij gaat naar vrienden aan de Dijk te Zwolle, de huidige Thorbeckegracht. Daar, bij de familie Ridderinkhof, zitten die morgen juist enige vriendinnen bij elkaar, treurend over het droeve nieuws uit Kampen, dat hun geliefde leraar De Cock was opgepakt. Ze namen de toevlucht tot Hem Die in de hemel woont en Die eens Zijn engel zond om Petrus uit de gevangenis te redden.
Toen werd er aan de deur gescheld. De meid die had opengedaan, kwam haastig teruggesneld: „Juffrouw, daar is domeneer De Cock aan de deur.”
Toen was ineens de droefheid in blijdschap veranderd. De dankpsalmen klonken door de kamer: „Dit is van den Heere geschied.” In een kooi in het woonvertrek zat de goudvink van de familie. Die had nog zo mooi gezongen als toen.
De meule van Brummelkamp
Het ziet zwart van de mensen op de molenbelt te Wapenveld. De deel van de woning van molenaar Steven Jans Mulder zit vol. Buiten, rond ”de meule”, bevinden zich nog wel 200 mensen. Brummelkamp, de verguisde ”christenridder uit Hattem”, preekt.
Op 8 oktober 1835 wordt ds. Anthonie Brummelkamp afgezet als predikant van de hervormde gemeente te Hattem. Hij had –23 jaar oud– zich verzet tegen de vluchtige geloofspraktijk in de volkskerk, wilde geen gezangen meer laten zingen, en had zelfs geweigerd twee kinderen te dopen. In de Grote Kerk te Hattem hadden voor de doopvont drie ouderstellen met hun kind gestaan. Twee ouderparen hadden geen belijdenis willen doen. Eerbiedig werd er één kind gedoopt, waarna Brummelkamp de preekstoel weer opging, beide andere ouderparen verbijsterd achterlatend.
Brummelkamp preekt na zijn afzetting her en der, op de Noord-Veluwe en in de IJsselstreek. Steven Jans Mulder, de rijke molenaar van Wapenveld staat pal voor de ”kleine luyden”en steunt Brummelkamp door dik en dun. Mulder is als een rots in de branding en de molenbelt groeit uit tot een regionaal zenuwcentrum van de Afscheiding.
De overheid zoekt naar maatregelen om de godsdienstoefeningen op de molenbelt te verhinderen. Die vindt men in de Code Pénal, het Franse wetboek van Napoleon, opgesteld in 1810. Op grond van die wettelijke regel mag men samenkomsten van meer dan twintig mensen verbieden.
Het is op een zondag, 15 mei 1836. Honderden mensen hebben zich met paard en wagen, of zelfs te voet, naar Wapenveld begeven. Brummelkamp zal preken.
In de nabijgelegen herberg ”’t MusschenNest” heeft de burgemeester een detachement van 75 officieren en manschappen gestationeerd, gereed om in te grijpen.
Hoogstpersoonlijk trekt de burgemeester er die zondag op uit, vergezeld van militairen, een luitenant en een kapitein. „Aldaar om tien uren gearriveerd zijnde, zag hij een groote schare van menschen op den berg bij den korenmolen van gemelde Steven Jans Mulder bijeenvergaderd, waarvan een gedeelte zich verwijderde toen zij mij zagen.”
De menigte verwijdert zich. Brummelkamp vertrekt met een boerenwagen. Er wordt proces-verbaal opgemaakt. De godsdienstoefening is uit elkaar gedreven. De dominee en de molenaar worden beiden veroordeeld tot een geldboete van honderd gulden en de kosten, totaal 118,39 gulden.
Uit het nieuwe boek ”Vrieze’s erfgoed. 25 jaar molen De Vlijt” van Jan Nitrau uit Wapenveld blijkt dat de stijfkoppige en onverzettelijke molenaar Steven Jans Mulder het niet opgeeft. Hij timmert kerkbanken en een lessenaar, sleept als het druk is extra stoelen aan, zorgt dat bij het heilig avondmaal de ruwe tafel bedekt wordt met fijn damast. Hij is ook zeer inventief. „Hij geeft in het vervolg met de stand van de wieken aan of er wel of geen soldaten aanwezig zijn. De kerkgangers kunnen dan al van verre zien of er onraad is, want rond de molen zijn grote heide- en zandvlakten en de wieken zijn dus van verre zichtbaar.”
Vele jaren lang blijft men op de Wapenveldse molen in het geheim diensten beleggen. Er worden kinderen gedoopt. Er werden twee huwelijken ingezegend en zelfs classicale en provinciale synodes gehouden.
De molen van Steven Jans Mulder brandde in de eerste kerstnacht van 1980 tot de grond toe af. De meule was niet meer. In 1984 werd hij als ”molen De Vlijt” weer opgebouwd, geheel in stijl.
Statig staat de achtkantige rondzeiler op de Veluwse stuifzandrug. De houten deur staat open. Binnen ruikt het naar veevoeder, riet en hout. Aan de wanden hangen spreuken: „Al had ik Salomo’s wijsheid, en Gideons gewin, toch kan ik niet malen naar ieders zin”, en: „Hier wordt het graan van ’t kaf ontdaan, zo zal het ook het mensdom gaan, wanneer de jongste dag breekt aan.”