„Huidig onderwijs verouderd”
Het huidige stelsel van openbaar en bijzonder onderwijs moet kritisch tegen het licht worden gehouden, vindt prof. dr. W. B. H. J. van de Donk. De voorzitter van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid opende dinsdag in Kampen het academische jaar van de Protestantse Theologische Universiteit (PThU).
Prof. Van de Donk hield een rede over ”Religie en Onderwijs: Over verhoudingen en verbindingen in het publieke domein.” Hij vroeg zich af of de oorspronkelijke doelstelling van het huidige stelsel nog wel adequaat is in de tegenwoordige samenleving.Voor het antwoord ging hij eerst terug naar het begin van de twintigste eeuw en liet hij zien hoe voor Abraham Kuyper het ”verzuild bouwwerk” in het onderwijs waarschijnlijk terecht de voorkeur had boven een stelsel van publieke scholen. Inmiddels is de maatschappij en de rol van religie daarin echter dusdanig veranderd, dat we naar nieuwe wegen moeten zoeken om religie en onderwijs op elkaar te betrekken, zo betoogde hij.
„Op de meeste scholen lijkt de religieuze identiteit zodanig verwaterd dat alles er wel in kan oplossen. Als ouders er al naar vragen, worden die vaak gerustgesteld met de mededeling dat ze van de identiteit van de school geen last zullen hebben”, schetste prof. Van de Donk. Hij sprak over „ontzieling” als een groter probleem dan ontzuiling: „Ouders en leerlingen kiezen niet meer voor een school op grond van confessie, maar op grond van criteria als kwaliteit of afstand.”
De hoogleraar maatschappelijke bestuurskunde pleitte voor een hernieuwing van de discussie. Hij verweet denkers als Herman Philipse en Kuitert te argumenteren vanuit een verouderd begrip van secularisering, waarbij „atheïsme verward wordt met neutraliteit.”
Prof. Van de Donk legde een verband tussen het onderwijsstelsel en de economie. „Onze economie zal zich gaan ontwikkelen in een richting waarin onderling vertrouwen en communicatie tussen heel verschillende mensen steeds belangrijker wordt. Juist nu is het daarom wezenlijk om in ons onderwijsstelsel de grondslag te leggen voor een samenleving die in dat onderlinge vertrouwen en vermogen tot communicatie voorziet. Dat begint volgens mij met kennis van en in confrontatie met andere religieuze en levensbeschouwelijke tradities. Dat gebeurt nu onvoldoende.”
Dr. H. C. van der Sar, voorzitter van het college van bestuur van de PThU, gaf een vooruitblik op het nieuwe cursusjaar. „Als universiteitsgemeenschap hoeven we het nieuwe jaar niet bij onszelf te beginnen. De hooggespannen verwachting waarmee we het nieuwe jaar ingaan, mogen we ons laten aanreiken en toezeggen. Ten diepste gaat het dan in de theologie om kennis van God.”
Godskennis is geen kennis van Gods bestaan, maar van Zijn liefde in Christus, aldus dr. Van der Sar. „Deze kennis maakt de theologie niet verheven, maar juist uitermate nederig en ontvankelijk. Op ontvangen komt het aan en het ontvouwen komt daarna.”
Theologie is er uiteindelijk om de mens, zo zei de voorzitter. „Het is de mens om wie het God te doen is. Daarom hebben we het juist in de theologie bij uitstek over menselijk welzijn, in termen van humaniteit en heil.”
De Kamper universiteit heeft dit jaar een vergelijkbaar aantal studenten als vorig jaar: meer dan 400. Er zijn 45 nieuwe inschrijvingen, waarvan 22 in de bachelor- en 23 in de masterfase. Voor de verplichte nascholing staan nu 25 deelnemers genoteerd, terwijl er 109 aanmeldingen zijn voor facultatieve nascholingscursussen. Er zijn circa 60 promovendi, van wie elf afkomstig uit het buitenland.
Om „intellectueel uitdagend, kwalitatief hoogwaardig en praktijkgericht” te blijven, heeft in januari een onderwijsconferentie plaats, waarbij alle opleidingen van de PThU kritisch worden bekeken. De universiteit wil een „open blik naar buiten” houden. Als voorbeeld hiervan noemde dr. Van der Sar de samenwerking met de Universiteit van Tilburg.
Zie ook pag. 11: ”Religie hoort in onderwijs thuis”