Verslaggever Stephen Farrell werd zaterdag samen met zijn tolk, Sultan Munadi, ontvoerd in de provincie Kunduz, in het noorden van Afghanistan. De 46–jarige Farrell, die zowel een Iers als een Brits paspoort bezit, was bezig met een reportage over de Duits–Amerikaanse luchtaanval op twee brandstoftrucks in Kunduz, waarbij vorige week tientallen mensen werden gedood. Farrell en Munadi werden zaterdag in Kunduz, ten zuiden van de gelijknamige hoofdstad, door gewapende mannen gekidnapt. De New York Times besloot geen ruchtbaarheid aan de ontvoering te geven, omdat dat de veiligheid van de gijzelaars in gevaar zou hebben kunnen brengen.

Volgens een verklaring van Farrell op de website van de New York Times, over zijn bevrijding, was de verslaggever ’door een boel soldaten’ tijdens een vuurgevecht ’ontrukt’ aan zijn ontvoerders.

Een woordvoerder van de gouverneur van Kunduz vertelde dat Britse commando’s woensdagochtend vroeg vanuit helikopters waren gedropt op het huis waar Talibanstrijders de journalist en zijn tolk vasthielden. Daarna zou een vuurgevecht zijn uitgebroken, waarbij behalve een van de commando’s een bevelhebber van de Taliban werd gedood, evenals de eigenaar van het pand en een vrouw die zich in het huis bevond. Sultan Munadi kwam volgens de woordvoerder ook om in de schotenwisseling.

De 34–jarige Munadi werkte vanaf 2002 in Afghanistan voor de New York Times. Enige tijd later verliet hij de krant om voor een lokaal radiostation te gaan werken. Vorig jaar vertrok hij naar Duitsland om te studeren. In augustus kwam hij naar Afghanistan om zijn familie te bezoeken en vakantie te houden. Hij vergezelde Farrell naar Kunduz als freelancer.

Het was niet de eerste keer dat Farrell werd ontvoerd. In 2004, toen hij voor de Londense Times in Irak aan het werk was, werd hij samen met een aantal andere verslaggevers door strijders ontvoerd. Nadat Farrell en zijn collega’s tien uur lang waren ondervraagd werden ze vrijgelaten.