Kerk & religie

Humor relativeert

Langdurige verbintenissen tussen een gemeente en een predikant verlopen gelukkig vaak vlekkeloos. Ze gaan respectvol, geduldig en behoedzaam met elkaar om – voorwaarden die de Bijbel op veel plaatsen de gemeente van Christus voorhoudt. De kerk heeft echter in allerlei twisten en botsingen over dwalingen en persoonlijke ambities van kerkleiders die aanwijzingen soms gelaten voor wat ze zijn. Waardoor kleinigheden soms uitliepen op uitslaande branden.

D. Koole
3 September 2009 09:33Gewijzigd op 14 November 2020 08:34
Ds. M. van der Klis, boer onder de boeren. Foto RD
Ds. M. van der Klis, boer onder de boeren. Foto RD

Spanningen in kerkelijke gemeenten zijn er ook vandaag en menig predikant heeft er weet van. Gelukkig de dominee die daarmee vanuit een serieuze ambtsopvatting en een groot gevoel voor humor mee om weet te gaan.Het wordt heel moeilijk als de prediking de gemeente niet meer boeit. In een van de vele brieven die ik uit de tijd van het landelijke ambtsdragerswerk bewaar, is te lezen: „Wat moeten wij en onze gezinnen als de kerkgang ons geen vreugde meer verschaft omdat de prediking van de voorganger, die we nu al zo heel lang in ons midden hebben, ons niet meer vermag te boeien? Jaar in jaar uit, zondag op zondag, horen we hetzelfde geluid. Aan alles wat in voorgaande jaren werd gezegd, wordt niets nieuws meer toegevoegd. Dezelfde „stokpaarden” draven steeds weer aan ons voorbij. Bij de eerste twee woorden van een zin valt de rest door onszelf in te vullen. Er zit zelden nog iets verrassends in. Elke diepte, hoogte en elke kromming in het pad van de catechismusprediking, dat we nu al zo veel jaren met onze predikant gaan (beter gezegd: hij met ons), kennen we door en door en we hebben eigenlijk het gevoel dat we –en velen in de gemeente met ons– op een dood punt zijn aangeland. We hebben, althans wat ons zelf betreft, het gevoel dat deze toestand schade doet aan de ontwikkeling van ons geestelijk leven. Misschien ligt het aan ons en misschien merken we het niet meer zo goed op, maar onder de verkondiging krijgt ons geestelijk leven maar zo weinig vertroostende en corrigerende impulsen. Voor ons gevoel lag dat in de begintijd heel anders. We gaan wel trouw elke zondag twee keer naar de kerk maar niet (meer) met gespannen verwachtingen.”

Voldoende reserves

We hebben hier te maken met een probleem dat niet van vandaag of gisteren is. Het manifesteert zich vooral in die reformatorische kerken waarin de prediking nog altijd het belangrijkste onderdeel van de eredienst vormt. De inhoud van de verkondiging en niet in de laatste plaats de wijze waarop de boodschap van het Evangelie wordt verwoord, zijn voor veel kerkgangers bepalend als het aankomt op de mate van vreugde en voldoening die men aan de zondagse kerkdiensten beleeft.

We herkennen dat in de wijze waarop de kerkgangers hun waardering voor de zondagse Woordverkondiging tot uitdrukking plegen te brengen. Sommige dienaren van het Woord weten in die waardering hoge scores te halen. Ze zijn vindingrijk in het bedenken van originaliteiten, kunnen een betoogtrant ontwikkelen die hun auditorium van het begin tot het einde van de preek geboeid houdt en zijn gezegend met een goed inzicht in de verbanden van de Heilige Schrift. Met dat alles beschikken zij over voldoende reserves om het in een gemeente heel lang vol te houden.

Op dit punt telde kerkelijk Den Haag een predikant met grote realiteitszin. Het was niet direct zijn eigen ervaring, maar scherpe waarneming van wat sommige collega’s in zijn omgeving ervoeren en die daarover soms bij hem uithuilden, bracht hem soms ertoe daarover een opmerking te maken. Eén keer in niet mis te verstaan keukenjargon.

Bedoeld is ds. Lieven Stoffel den Boer, christelijk gereformeerd predikant in ’s-Gravenhage-West. Nadat hij een nieuw aantredende collega had bevestigd, kreeg hij naar gewoonte de gelegenheid nog een persoonlijk woord tot predikant en gemeente te richten. Hij wees er de gemeente op dat bij een verbintenis als deze het enthousiasme van het begin gevaar loopt in de loop der jaren af te nemen, wat hij met een voorbeeld uit de keuken onderstreepte. „Met het enthousiasme over de nieuwe dominee is het aan het begin als met een emmer ongekookte spinazie. Het lijkt heel wat, maar eenmaal gekookt blijft er weinig over. Laat dat bij u niet zo zijn”, luidde zijn vermaning.

Varken

Ds. Maarten van der Klis was van 1948 tot 1964 verbonden aan de christelijke gereformeerde kerk van Zierikzee. Daarin zaten de vijftiger jaren waarin professor J. de Vuijst als toenmalig predikant van Vlissingen zich de „bisschop van Zeeland” voelde. Daarop past de aanvulling dat ds. van der Klis in die periode in elk geval „hulpbisschop” op Schouwen Duiveland is geweest. En hoe. Voor wat de preken betreft zal de gemeente in een ambtsperiode van zestien jaar best eens veel van hetzelfde voorbij hebben zien komen, maar nog altijd zal bij veel ouderen op Schouwen-Duiveland in herinnering zijn hoe hij als herder in woord en daad onder zijn schapen was toen in 1953 de watersnoodramp het eiland trof.

Ds. Van der Klis toonde zich niet alleen begaan met het geestelijk en eeuwig heil van zijn gemeente. Hij was ook geïnteresseerd in het maatschappelijk bezig zijn van de gemeenteleden. De boeren was hij een boer en veel van hun bedrijfsvoering maakte hij zich eigen. Bij de slacht van een varken wist hij het gewicht –schoon aan de haak– op de kilo nauwkeurig te taxeren. Over veeteelt, bemestingsleer en zaaiing en oogst kon hij meepraten als een ervaren agrariër.

Zijn gemeente telde één boer die met zijn predikant en de kerkenraad niet zo goed uit de voeten kon. Ds. Van der Klis leed daar niet onder en ging er met humor mee om. Zo ook op een maandagmorgen in alle vroegte. Gelet op de bewerkelijkheid van de gemeente genoot de predikant het voorrecht de maandag vrijaf te hebben. Om zich te kunnen ontspannen.

Uitgerust met degelijk vistuig zocht ds. Van der Klis die ontspanning graag aan de waterkant, afhankelijk van eb of vloed. Op een maandag bij vloedstand, vijf uur in de morgen, begaf hij zich, voorzien van vistuig, richting zee. Ongelukkigerwijze kwam hij op een kruispunt van wegen oog in oog te staan met de malcontente agrarische broeder, die met melkgerei onderweg was naar zijn koeien. Met of zonder goede morgen beet die zijn herder en leraar toe: „Visse? ’t Was beter as je op uusbezoek ging in plekke van an de waeterkant te gaen zitte.”

Over de vangst die morgen is niets bekend. Als ”visser van mensen” moet ds. Van der Klis, turend naar zijn dobber, hebben overwogen hoe hij zich op betamelijke wijze zou kunnen revancheren. Dat gebeurde als volgt: op de eerstvolgende vrije maandagmorgen, rond vijf uur, vervoegde hij zich op de boerderij. Hij deelde de geschrokken boerin, wier man al onder de koeien zat, mee dat hij op aandringen van haar man op huisbezoek kwam in plaats van die dag uit vissen te gaan.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer