Kerk & religie

Bewogen strijders voor kerkherstel

Bewogen strijders voor kerkherstel. Zo typeert dr. J. G. Barnhoorn uit Nunspeet de Réveilfiguren Da Costa en Groen van Prinsterer.

Klaas van der Zwaag
3 September 2009 08:13Gewijzigd op 14 November 2020 08:34
Dr. Barnhoorn: „Da Costa en Groen hebben steeds gewezen op de heilzame invloed van een waarlijk gereformeerde theologie, maar starheid en bekrompenheid waren hun volkomen vreemd.” Foto RD, Anton Dommerholt
Dr. Barnhoorn: „Da Costa en Groen hebben steeds gewezen op de heilzame invloed van een waarlijk gereformeerde theologie, maar starheid en bekrompenheid waren hun volkomen vreemd.” Foto RD, Anton Dommerholt

De hervormde emeritus-predikant promoveerde donderdag in Amsterdam op een proefschrift over de briefwisseling tussen beide figuren uit de negentiende eeuw. „De tegenstelling tussen Da Costa en Groen is soms sterk geaccentueerd. Beiden hebben echter de moed gehad de geest der eeuw te lijf te gaan, vaak in een eenzame positie. Daarnaast waren zij voorbeelden van praktische vroomheid.”In zijn proefschrift ”Amicitia Christiana. Da Costa en Groen van Prinsterer in hun briefwisseling (1830-1860)” (Uitg. De Banier, Apeldoorn) verkent de promovendus de langdurige en heftige strijd in de 19e eeuw om het herstel van de orthodoxie in de vaderlandse kerk, het debat met de Groninger en moderne theologie en de doorwerking van het Réveil in staat, politiek en maatschappij. Hij geeft een beeld van een bewogen periode in de geschiedenis van kerkelijk en staatkundig Nederland waarin Groen van Prinsterer en Da Costa ieder voor zich tot een eigen uitwerking van hun beider ideaal kwamen: de doorwerking van orthodox-christelijke beginselen op het terrein van kerk en samenleving.

Medisch of juridisch?

Het onderscheid tussen Da Costa en Groen met betrekking tot hun streven naar kerkherstel wordt over het algemeen als volgt onder woorden gebracht. Da Costa was voor een ”medische” benadering van de dwalingen in de kerk (geen tucht maar gesprek en getuigenis, met als doel genezing van de dwalende). Groen van Prinsterer stond een ”juridische” benadering voor (de dwaling heeft geen recht van bestaan in de kerk, dus de dwalende dient ”rechtens” uit de kerk verwijderd te worden). Daarbij verwees Groen van Prinsterer vooral naar het verbindende karakter van de belijdenisgeschriften als grondslag van de kerk.

Da Costa legde andere accenten. Hij maakte onderscheid tussen ”kerkleer” en ”leer des Heeren’” en legde sterke nadruk op begrippen als ”leven” en ”ontwikkeling”. Hij bepleitte een herziening en uitbouw (”verversching”) van de belijdenisgeschriften. Dr. Barnhoorn: „Da Costa was het erom te doen de voortgaande werking van de Heilige Geest in het licht te stellen. De belijdenisgeschriften van onze kerk werden uitbundig door hem geprezen, maar, zo beklemtoonde hij telkens weer, zij staan niet op dezelfde hoogte als de Heilige Schrift. Wij mogen nooit zelfs maar de schijn wekken dat wij ook maar één confessie met het Woord Gods op één lijn willen plaatsen.”

Er valt, aldus Da Costa, in de openbaring een ontwikkeling, een progressie waar te nemen. Er worden telkens weer nieuwe ontdekkingen in het Woord gedaan: „Leven is beweging, is ontwikkeling, geen stilstaan, geen achteruitgang.” Dr. Barnhoorn: „Door dit steeds weer op de voorgrond te stellen wekte Da Costa ten onrechte de indruk, dat hij sterk met Groen van gevoelen verschilde. Hij heeft er dan ook verkeerd aan gedaan het ”adres”, aan de synode door Groen en zes andere ”Haagsche Heeren” (1842) en het ”Adres aan de Hervormde Gemeente” (1843) niet te ondertekenen. Was hij benauwd voor formulierdwang, ook Groen moest hier niets van hebben!”

Volle Evangelie

Dr. Barnhoorn benadrukt de gemeenschappelijke drijfveer van beide figuren. „Ze zijn beide mensen van oprechte en praktische vroomheid. Met praktische vroomheid bedoel ik wat in de negentiende eeuw wel is aangeduid als ”het volle Evangelie”. Vandaag de dag heeft deze term een heel andere lading. In Réveilkringen echter stond deze term voor een vroomheid die het Evangelie handen en voeten geeft: het Bijbels getuigenis heeft ook met politiek, economie en samenleving te maken. De standpunten van Da Costa en Groen zijn beide authentiek en legitiem. Beiden hielden vast aan de overlevering van de voorvaderen.”

Was Da Costa volstrekt afkerig van starheid, dit geldt niet minder van Groen van Prinsterer. „Hij was een levend gelovige, fel gekant tegen ”een orthodoxie die klanken als waarborgen beschouwt”, zo schrijft hij in het ”Adres aan de Hervormde Gemeente”. Hij was volstrekt eensgeestes met allen die aan de fundamentele waarheden van het christelijk geloof vasthielden. Ik heb dan ook moeite met het verwijt dat Groen confessionalistisch geweest zou zijn. Dit mag dan van sommige van zijn volgelingen gelden, op hemzelf is het beslist niet van toepassing. Een sprekend bewijs hiervan is zijn grote waardering voor de ethische predikant J. H. Gunning, bij wie hij graag naar de kerk ging en die ook de rouwdienst van Groen geleid heeft.”

Vergeetboek

Dr. Barnhoorn constateert dat Da Costa nagenoeg in het vergeetboek is geraakt. Dit hangt volgens hem samen met het feit dat Da Costa, afgezien van zijn kortstondige loopbaan in de advocatuur, steeds ambteloos burger is gebleven. Groen daarentegen nam de jaren door als volksvertegenwoordiger een vooraanstaande plaats op het politieke toneel in. Wel genoot Da Costa als dichter veel waardering, maar ook op dit punt is zijn faam geheel verdwenen.

Ook Groen van Prinsterer is echter niet ontkomen aan het isolement. Wist hij zich reeds tijdens zijn leven een „roepende in de woestijn”, die ook door geestverwanten werd misverstaan, vandaag de dag wordt hij slechts in kleine kring nog als een autoriteit gezien, aldus dr. Barnhoorn. „De belangstelling voor zijn denkbeelden is in de loop van de jaren gaandeweg afgenomen, niet alleen door de ingrijpende veranderingen die zich op maatschappelijk en politiek terrein hebben voltrokken, maar ook door de vaak scherpe kritiek van geestverwanten die sinds het midden van de vorige eeuw is losgekomen.”

Dr. Barnhoorn wijt dit in een belangrijke mate aan het feit dat wij vandaag in een heel andere tijd leven. „Een praktische toepassing van Groens denkbeelden over de verhouding tussen kerk en staat is nu een volstrekte illusie. Dit neemt echter niet weg dat Groen nog steeds zeer actueel is.” De emeritus predikant is blij dat Groens hoofdwerk, ”Ongeloof en Revolutie”, enige tijd geleden opnieuw in hedendaags Nederlands is uitgegeven. „Groen heeft spijkers met koppen geslagen. Relevant is vooral zijn verbinding van openbaring en geschiedenis. Het ”Er staat geschreven” en ”Er is geschied” zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. En dan de nauwe samenhang tussen godsdienst en zedelijkheid, die Groen zo sterk benadrukte. Onze tijd laat duidelijk zien dat de achteruitgang van de kerkgang en de teloorgang van waarden en normen hand in hand gaan.”

Ethischen

Da Costa’s politieke ontwikkeling van contra- naar antirevolutionair was geen eindstation, maar een doorgangsstadium, stelt de promovendus. Het proces is verdergegaan, en wel in de richting van de ethische theologie, wat overigens niet betekent dat Da Costa tot de ”ethischen” is gaan behoren.

Als confessioneel predikant kan dr. Barnhoorn een heel eind met Da Costa meegaan. Net als Da Costa heeft hij grote waardering voor Daniël Chantepie de la Saussaye, de vader van de ethische richting. „Met wie La Saussaye ook in gesprek was, steeds was hij erop uit bij de ander een waarheidselement te vinden, dat hij recht wilde doen. Hij wilde orthodox-gereformeerd zijn, maar met erkenning van de legitimiteit en de drijfveren van de moderniteit, wier vragen hij volstrekt ernstig nam.”

La Saussaye wist zich op zijn beurt hecht verbonden met Da Costa en Groen, maar toch ging hij een andere, een eenzame weg. „Op deze weg werd hij een eind weegs vergezeld door Da Costa, die, met zijn sterke nadruk op de noodzaak van ”versheid” en ”ontwikkeling”, wellicht dichter bij hem stond dan hij zichzelf bewust was. Het is alleszins de vraag of de kloof die Da Costa naar eigen zeggen van La Saussaye scheidde, wel zo diep was als hij liet voorkomen.”

Nog steeds vrijzinnigheid

De situatie anno 2009 laat zien dat de moderne richting, die door Da Costa en Groen zo krachtig bestreden is, zich nog steeds laat gelden. Dr. Barnhoorn: „Je staat er versteld van, hoe snel het verval zich heeft doorgezet. Als ik kennis neem van de opvattingen van ds. K. Hendrikse, moet ik steevast denken aan wat Da Costa aan de moderne predikanten, Meyboom en Zaalberg adviseerde, namelijk om de kerk vrijwillig te verlaten.”

Welke benadering heeft uiteindelijk het meeste vrucht opgeleverd, de juridische of de medische?

„Het concrete effect van de medische weg is moeilijker te meten dan de juridische, die de nadruk legt op het nemen van tuchtmaatregelen. De medische benadering is meer gericht op Jezus’ vermaning het koren en onkruid samen te laten opgroeien tot de oogst. Tegenwoordig hoort men nogal eens zeggen: een mens moet met zijn tijd meegaan. In de praktijk betekent dit een keuze voor aangepast christendom. Dat is echter niet in de geest van het Réveil. Om met Da Costa te spreken: „In zijn wezen vrucht der tijden, in zijn vorm van deze tijd”.

Da Costa en Groen hebben steeds gewezen op de heilzame invloed van een waarlijk gereformeerde theologie, maar starheid en bekrompenheid waren hun volkomen vreemd. Het geloof aan de doorwerking van de Heilige Geest maakt het ten enenmale onmogelijk zich voor een angstvallig vasthouden aan het verleden op hen te beroepen. Da Costa heeft het vaak herhaald: God herstelt nooit het verleden als zodanig, maar alleen door middel van een herleving in een nieuwe toekomst.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer