„De vloed werd getemperd”
„De commissaris van de koningin van Zeeland zei eens: Zeeland is anders dan vroeger. De beslotenheid is weg. Is het ook beter geworden? Na vijftig jaar dreigen er nog vele gevaren. Materiële en geestelijke gevaren. Het is mijn wens dat we die Man leren kennen die een Verberging is tegen de vloed.”
In Kapelle sprak M. Waterman zaterdagavond over de ramp die zich vijftig jaar geleden voltrok. Waterman was ooggetuige van de ramp, toen deze in zijn toenmalige woonplaats, Waarde, plaatsvond. Hij wees erop dat het de Heere was die ook deze ramp bestuurde. „Elke vloed wordt door Gods hand getemperd. Omdat God beloofd heeft dat Hij na de zondvloed de aarde niet meer door water zal laten vergaan. De weerkundigen wijzen erop dat het nog erger had kunnen zijn, maar de Heere zei: tot hiertoe en niet verder. De storm barstte los, er waren windvlagen van meer dan 100 kilometer per uur. Daarnaast was het ook nog springtij. Volgens de natuurkundigen was het toeval, maar dat was het niet. De zee en de wind zijn allemaal gehoorzaam op Zijn wenken.”
Waterman memoreerde dat hij op de avond afscheid nam van een vriend. „Het „tot ziens” werd sneller waarheid dan verwacht. „Om drie uur ’s nachts luidden de klokken van Waarde; er moest dus iets ergs aan de hand zijn. Op de zeedijk stonden we oog in oog met de watermassa. Het water stond bijna tot aan de kruin van de dijk. Met groot geweld sloegen de golven over de dijk, met als gevolg dat de achterzijde van de dijk steeds verder werd weggespoeld terwijl altijd de meeste aandacht was uitgegaan naar de voorzijde van de dijk. De wijsheid van de mens werd tot dwaasheid. Tijdens het versterken van de dijk stond ik naast de vriend van wie ik afscheid had genomen samen zandzakken te vullen.”
Tijdens het vullen van de zandzakken zakte het water plotseling. „Men dacht dat het gevaar voorbij was. Voor ons wel, maar voor anderen niet. Bij Kruiningen ontstonden enorme gaten in de dijk. Tweeënzestig mensen verdronken daar. Burgemeester De Goffau van Rilland ging naar het dorpje Bath om de mensen daar te waarschuwen. Onderweg brak de dijk bij Bath en de burgemeester kwam om het leven.”
Later is pas bekend geworden welke rol de vissers van Yerseke en Urk hebben gehad bij het redden van mensen. De vissers van Yerseke waren de eerste die hulp boden aan onder andere de velen op Schouwen-Duiveland.
Ds. A. Verschuure, predikant van de gereformeerde gemeente te Krabbendijke, stond in dezelfde bijeenkomst stil bij de boodschap uit Amos 4, gericht aan het tienstammenrijk. „Het was een tijd van grote welvaart. De godsdienst was echter slechts een eigenwillige godsdienst. De Heere had het volk reeds veel plagen gezonden. Hongersnood, straffen in het gewas, pestilentie die duizenden het leven kostte, en zware natuurrampen. Maar elke keer als Amos die plagen aanhaalt, moet hij erbij zeggen: Nochtans hebt gij u niet bekeerd.”
De predikant wees erop dat er ook vele plagen over Nederland zijn gegaan. „De Tweede Wereldoorlog, een hongerwinter, regen, storm, hagel, varkenspest, mkz, aids. De Heere zegt dat we ons moeten schikken om Hem te ontmoeten. Nog is het de genadetijd.”