Men zondigt wanneer men Gods voorzienigheid niet gelooft. Het meeste en het minste, het grootste en het kleinste, het geringste en het verachte onderhoudt, regeert en bestuurt naar Zijn onveranderlijke wil, eeuwige raad en tot eer van Zijn grote Naam. Het is zonde als men die ontkent of maar ten dele gelooft, of aan vele gevallen twijfelt, en toch zegt: „Heere, Gij doorgrondt en kent mij, Gij weet mijn zitten en mijn opstaan.”Men zondigt ook wanneer men Gods zegeningen niet ontvangt met dankzegging, tot eer van God. Het is zonde als men door diezelfde wereldse hoogmoed God vergeet en uit het hart zet, zodat men meer en vaster aan het schepsel kleeft dan aan de Schepper. Tot zulke mensen mag men zeggen: „Zult gij dit den Heere vergelden, gij dwaas en onwijs volk?”

Jeremias Hollebeek,predikant te Leiderdorp

(”De zonde, de oorzaak van Gods oordelen”, 1747)