Lankmoedigheid
Wie zou kunnen denken dat de Heere nog zo lankmoedig en verdraagzaam was over zulke gruwelijke zondaars en dat Hij hun zou toeroepen: Och, bekeer u toch tot Mij. O, hoor toch met verbazing en verwondering aan wat de Heere tot de profeet Jeremia spreekt.O, oneindige goedheid, onuitsprekelijke lankmoedigheid van God, de Heere. Wie is God gelijk als Hij, van zo’n grote genade, barmhartigheid en mensenliefde? Hij getuigt hier dat, nadat Israël al deze gruwelen zo lang had gedaan en zo hardnekkig was in zijn snode afgoderij, Hij evenwel, niet tegenstaande dit alles, nog tot dat volk zei: Bekeer u tot Mij. Hij had dit tot het volk gesproken door de mond van Zijn gezanten en de profeten, die Hij van tijd tot tijd tot dit volk had gezonden. Hij had hen tot het einde toe laten toeroepen en aanzoeken tot bekering en had niet nagelaten hen daartoe in alle ernst te vermanen.
Och, kan er wel een duidelijker bewijs van Gods oneindige goedertierenheid en genade bedacht worden? Lezers, kan de Heere nog levendiger tonen aan de gehele wereld, dat Hij geen lust aan de dood der goddelozen heeft, maar daarin dat zij zich bekeren en leven? Laat de duivel, als hij wil, harde gedachten over God in de ziel van een mens brengen, hier in deze tekst toont de Heere op de allerrijkste wijze het tegendeel.
Theodorus van der Groe, predikant te Kralingen. (De bekeering, 1841)