De conservatieve LDP krijgt de schuld van een reeks corruptieschandalen, een kwakkelende economie en een hoge werkloosheid. Na de Tweede Wereldoorlog groeide de Japanse economie spectaculair, maar de laatste twintig jaar zit het land in het slop. Rivaal China lijkt Japan binnenkort af te lossen als de tweede economie ter wereld.„De afgelopen jaren hebben Japanners voor het eerst de gevolgen van de slechte economie gevoeld", legt Maaike Okano–Heijmans, Japandeskundige van Instituut Clingendael, uit. „Na de malaise van de jaren negentig voerde Junichiro Koizumi, die premier was van 2001 tot 2006, hervormingen door. De drie premiers na hem hebben dat niet doorgezet. Het begin is niet goed afgemaakt, daardoor is onvrede ontstaan".

De huidige premier Taro Aso maakt het er met zijn vele uitglijders niet beter op. Vanaf zijn aantreden in september vorig jaar heeft hij iedereen tegen zich in het harnas gejaagd, van vakbonden tot ouders. Hij weigerde vorig jaar meer geld uit te geven aan bejaardenzorg, een belangrijk thema in het snel vergrijzende Japan, „want waarom zou ik belasting betalen voor mensen die niets anders doen dan zitten, eten en drinken?"

Van de neergang van de LDP profiteert de belangrijkste oppositiepartij, de Democratische Partij van Japan (DPJ). In de peilingen krijgt de partij een absolute meerderheid. De DPJ is in 1998 ontstaan uit een fusie van vier liberale en socialistische partijen. Leider Yukio Hatoyama lijkt de nieuwe premier van Japan te worden.

Toch zal met de DPJ aan de macht de eerste tijd niet veel veranderen in Japan, verwacht Okano–Heijmans. „Het is misschien gechargeerd om te zeggen dat de LDP en de DPJ lood om oud ijzer zijn, maar de verschillen tussen de beide partijen zijn niet zo heel groot. De DPJ is de afgelopen tijd opgeschoven naar het midden. Ze willen de economie een iets socialer gezicht geven".