In een weg van wervelwind en storm
„De wind begon te waaien. De storm begon te loeien. De wateren begonnen te rijzen. De golven begonnen te bruisen. Dijken werden doorbroken. Dorpen en steden werden overspoeld. Mens en dier werd op eenmaal met dood en ondergang bedreigd. En nu zijn wij vanmorgen in Gods huis.”
Het waren de woorden waarmee ds. M. Baan in de christelijke gereformeerde kerk te Dordrecht op zondag 8 februari 1953 zijn ”tijdpredikatie” inzette. Nederland was geschokt. Grote delen van het land waren onder water verdwenen. Meer dan 1800 doden werden betreurd.
„En nu zijn wij vanmorgen in Gods huis. Nu willen wij in een ure van gebed en boete ons eens bezinnen op dat woord: God alleen is groot!”
Ds. Baan preekte over de last van Nahum. Een last is een godsspraak, zei de predikant, een oordeelsaankondiging. Nahums last was een oordeelsaankondiging over Ninevé. „Maar nu weten wij, die Ninevieten, hebben zich op de prediking van Jona bekeerd.” En honderd jaar later? „Ach geliefden, de Schrift laat ’t ons zo duidelijk zien, de bekering van Ninevé was maar een schijnbekering geweest.”
En toen volgde de tekst uit Nahum 1, zei ds. Baan: „Des Heeren weg is in wervelwind en in storm, en de wolken zijn het stof Zijner voeten” (Nahum 1:3b).
Boekhandel Akershoek uit Ouddorp publiceert deze week, ter gelegenheid van zijn tienjarig jubileum, deze watersnoodpreek, gelijktijdig met de preek van zondagavond 8 februari 1953 van ds. Baan (1905-1973): „De engel des verderfs over steden en dorpen van Nederland” (incl. verzending € 3,50; tel. 0187-684267). De netto-opbrengst van dit kleine boekje met ernstige boetepreken is voor Calando, een christelijk verzorgingstehuis op Goeree-Overflakkee.
De predikant uit Dordrecht (hij stond ook in Rijnsburg, Bussum en Zeist) ontwaarde in Nahums last vier gedachten: het was tot verschrikking, tot aanbidding, tot bewondering en tot verootmoediging.
„Wervelwind en storm. Deze woorden staan hier als uitbeelding van de macht Gods, maar ook als uitbeelding van de toorn Gods.” Ninevé werd overspoeld door het water van de Tiger en de Choser. Zo ook grote delen van Nederland door het water van de zee. En dan volgt de eeuwenoude vraag van heel de mensheid: Hoe kan een God van liefde dát nu toelaten?
„Als God een mens genade schenkt, dan geeft de Heere licht over die weg van wervelwind en storm. Dan laat de Heere zien, onze zondigheid, onze vloekwaardigheid, dan laat de Heere zien Zijn heiligheid en rechtvaardigheid, al Zijn genadebetoon en barmhartigheid. En als dat licht over ons leven valt, als we gaan verstaan wat we hebben verdiend, ons waardig hebben gemaakt door onze zonden, wel, dan valt alles boven dood en verderf nog mee.”
Ds. Baan zag er de goedertierenheden des Heeren dat Nederland nog niet geheel en al vernield was. „Dat de Heere nog geen radicale voleinding heeft willen maken. Dat wij als Sodom en Gomorra niet zijn ondergegaan. Dat wij als dat grote, trotse, goddeloze Ninevé nog niet ten enenmale zijn verwoest.”
Nederland had Zijn Naam gelasterd, zei ds. Baan. De Heere was lankmoedig geweest in de Eerste Wereldoorlog, in de Tweede Wereldoorlog. „En wat hebben wij toen gedaan? Wel, wij zijn aan onze herstelwerkzaamheden begonnen. Wij moesten toch weer voor de dag kunnen komen? Werd Gods Naam niet miskend? Zijn dag ontheiligd? Zijn dienst genegeerd? Bioscopen, danszalen, voetbalvelden, zij werden al voller en voller, de kerken al leger en leger. En zie, nu kwam de Heere, onverwachts tot ons in een weg van wervelwind en storm.”
De preek loopt uit op Zijn weg op Golgotha. „Toen het drie uren donker werd over de gehele aarde, toen loeide de wervelwind van Gods toorn. Al de golven en al de baren van Gods toorn zijn toen over de Borg heengegaan, en in die bange ure werd beluisterd die klacht: Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten! (…) „En die Man zal zijn een Verberging tegen de wind en een Schuilplaats tegen de vloed.” Wel geliefden, hebt ge die Verberging, die Schuilplaats in de Heere Jezus reeds gevonden? Buiten die Schuilplaats is het nergens veilig. Zoek, zoek naar die Schuilplaats, want anders zult ge in de weg van wervelwind en storm toch eenmaal moeten sterven. (…) En dan zal, in het Nieuwe Jeruzalem de wervelwind en storm niet meer zijn, maar zal er altijd zijn het suizen van de zachte stilte van de liefde Gods, van de gunst Gods, van de gemeenschap van God Drie-enig.”