Bewaar het Pand / De Wachter Sions
Bewaar het Pand
„Ik heb vaak in mijn bed gehuild omdat ik bang was voor de dood”, zei de 17-jarige Helma uit Elspeet, die de overstap maakte van christendom naar islam, onlangs in Trouw. „Er werd me ook niet echt verteld wat er met me zou gebeuren. Maar de islam is duidelijk over wie ik ben als ik dood ben. Ik vind daar echt rust in.” In het christelijke gereformeerde blad Bewaar het Pand haakt ds. J. M. J. Kieviet op haar woorden in. „Las u ook over haar? Over het zeventienjarige meisje Helma? Ze is van christen moslim geworden. Eind juli schreef Dagblad Trouw over haar. Onder het prikkelende opschrift ”Bekeerd in Elspeet”. (…)
Misschien is het bij Helma wel anders geweest dan ze zegt. Dat haar ouders en anderen haar wel hebben verteld over Wie de Heere is. En over Wie Hij wil zijn voor een meisje dat met vragen loopt. Over de inhoud en bestemming van haar leven. Over de dood en over de eeuwigheid. Ik hoop het zo. Dan neemt ze dat, diep weggestopt misschien, toch mee.
Ik vrees dat er veel Helma’s zijn bij wie het werkelijk zo is: „Er wordt me niet echt verteld…” Let eens op dat woordje echt. Jonge mensen zoeken naar echtheid. Naar authenticiteit. Daar is hun antenne op gericht. Niet woorden alleen, hoewel het niet zonder kan. Niet vormen alleen, hoewel die er bij horen. Maar echtheid en helderheid. Al te velen onder ons haken af. Ze vertrekken richting ‘wereld’. De Bijbel blijft voortaan dicht. Ze bannen God uit hun leven. Het hoeft niet meer. Ze zien wel.
De keus van Helma is wel zo schokkend. „Ik vind daar echt rust in…”, zegt ze. Waarin? In de harde leer van Allah. Ik denk aan al die Helma’s. Waarin heb ik gefaald? Als ouder, als opvoeder, als dominee…”
De Wachter Sions
Op 2 september 1971 verscheen in De Wachter Sions (orgaan van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland) het eerste ”Antwoord per brief” van ds. F. Mallan. Ruim 1500 afleveringen later ziet de emeritus predikant zich genoodzaakt te stoppen. Hij besluit zijn laatste brief met een „ernstige waarschuwing.”
„Misschien wil men liever een betere toekomstverwachting beluisteren. Aan zulke toekomstverwachtingen ontbreekt het op het ogenblik ook wel niet. Maar zo wordt men dan ook weer gerust gesteld. Gods Woord laat ons duidelijk horen wat aan het grote eindgericht vooraf zal gaan. Daniël spreekt over vastelijk besloten verwoestingen tot het einde toe.
Is er dan niets goeds meer te verwachten? Als de Heere Jezus heeft gezegd dat Hij met Zijn Kerk zal zijn tot de voleinding der wereld, mag ons dat ook nog veel te denken geven. Mocht er nog maar plaats bij ons zijn voor de Persoon Die dat gesproken heeft. Hij is gisteren en heden Dezelfde en tot in alle eeuwigheid.
Ook daarop mag en moet ik u in deze brief nog wijzen. Die dierbare Persoon des Middelaars is in de volheid Zijner genade nog niets verminderd. En zijn lieve Geest zal Zijn werk ook nog doen tot het einde toe. We mogen daar ook nog wel iets van zien.
Ik heb 1953 meegemaakt. Het scheen soms daarna of er van ons niets meer overblijven zou. Maar er moesten er toen nog geboren worden, die nu ook nog op een zuivere wijze het Woord mogen uitdragen. En zo mag er nu ook nog een nauwe band onder ons gevonden worden. Och de Heere is in heel ons leven toch altijd nog zo goed voor ons geweest. Zo kunnen we Zijn dienst altijd nog van harte anderen aanprijzen. Die liefdedienst heeft me nog nooit verdroten.
En dit geeft me nog hoop voor het einde dat steeds dichterbij komt. Er moet wel een naakte zondaar door de enge poort, maar de hoop wordt nog gedurig verlevendigd dat de Overste Leidsman en voleinder des geloofs me er door zal helpen. Maar ik wil ook altijd nog stervensgenade hebben als ik die nog niet nodig heb. Het is en blijft een nauwelijks zalig worden, want alleen genade zal de poort voor ons maar kunnen doen geopend zijn, maar dan die poort van Christus’ gerechtigheid. Door deze zal ik binnentreden en loven ’s Heeren heerlijkheid. En daar gaat toch mijn verlangen naar uit.
Ik moet nu eindigen en doe dat in de gunning voor al de lezers, waaronder ook zeker mijn kinderen, kleinkinderen en vele achterkleinkinderen.”