Geen ander woord voor biblebelt
Af en toe bellen of schrijven ze, de abonnees die zich storen aan het gebruik in de krant van het woord biblebelt. Waarom schrijft u niet „de streek waar behoudende christenen wonen”, vroeg onlangs een abonnee. De term biblebelt stigmatiseert, schreef een ander. En een derde zei het niet passend te vinden dat het woongebied van reformatorische christenen wordt geassocieerd met een vuilstortplaats, ook wel vuilnisbelt genoemd.
Om maar direct duidelijk te zijn: als die laatste veronderstelling waar zou zijn, gebruikten we het woord biblebelt niet. Maar de term heeft niets met een vuilnishoop te maken.Het woord vuilnisbelt is gerelateerd aan het woord ”belt”, dat vroeger voornamelijk in oostelijk Nederland werd gebruikt voor een kleine hoogte in het veen. Vandaag de dag herinnert de naam van een camping die in christelijke kring befaamd is daar nog aan. In West-Nederland is dat woord minder bekend. Daar heeft men het vaker over een bult. Het woord vuilnisbelt heeft dus een Nederlandse oorsprong.
De term biblebelt komt uit de Engelstalige wereld. Letterlijk betekent het bijbelgordel. Lezers die wel eens in een vliegtuig hebben gezeten, kunnen dat weten. Voordat hun toestel het luchtruim koos, kwam het sein: ”fasten your seatbelts”. En het cabinepersoneel controleerde daarna of de gordels inderdaad waren vastgesnoerd.
Het woord biblebelt is ongeveer tachtig jaar geleden voor het eerst gebruikt in Amerika door de journalist H. L. Mencken, die in 1925/1926 verslag deed van de Monkey Trial, de rechtszaak waarbij het ging om de vraag of in het onderwijs naast het scheppingsverhaal ook de evolutietheorie mocht worden onderwezen. Met de term biblebelt duidde Mencken de streek in het zuiden en middenwesten van de VS aan waar bijbelgetrouwe christenen de meerderheid van de bevolking uitmaken. Hij maakte dat woord naar analogie van bijvoorbeeld de ”cornbelt”, de streek die wij de graanschuur van de VS noemen. In de loop van de jaren is het woord biblebelt in de VS overgenomen door wetenschappers en politici. Iedereen in Amerika weet welke streek wordt bedoeld. Daar zit niets negatiefs in.
Door de toegenomen invloed van het Engels op andere talen wordt het woord biblebelt inmiddels ook in andere landen gebruikt voor een streek waar bijbelgetrouwe christenen wonen. Zo duiden de Denen met de term het noordwesten van Jutland aan. Daar wonen veel orthodoxe lutheranen. De Noren nomen de streek tussen Agder en More og Romsdal hun biblebelt. Zelfs India heeft een eigen biblebelt, het noordoosten van Nagaland. Steeds gaat het om streken waar bijbelgetrouwe christenen sterk vertegenwoordigd zijn.
Sinds een aantal jaren wordt grofweg de strook tussen Zeeland en Overijssel ook de biblebelt genoemd. Geen Nederlands woord. Dat is helaas waar. Maar de vertaalde term bijbelgordel roept, zeker bij buitenstaanders, heel andere associaties op. Biblebelt is inmiddels ingeburgerd en de meeste Nederlanders weten onmiddellijk welk gebied daarmee wordt bedoelt. En dat is bij taal belangrijk.
Is dat niet stigmatiserend? Misschien wel. Maar dat zal elke andere term ook zijn. Er is een deel van de Nederlanders dat altijd op neerbuigende wijze zal kijken naar reformatorische christenen, welke term er ook gebruikt zal worden. Dus ook als men het woord biblebelt zou vervangen door ”de streek waar behoudende christenen wonen”. Trouwens, dat is in krantentaal veel te omslachtig. Zeker als je een kop moet maken.
In het woord biblebelt klinkt bovendien door dat de Bijbel een belangrijke rol heeft in die streek. Daar moeten reformatorische christenen blij mee zijn. Wat zou het niet een zegen zijn als biblebelt vervangen kon worden door ”bibleland”?
En al zou het min of meer als scheldwoord worden gebruikt, wat dan nog? Noemde Barlaymont in 1566 de aanbieders van het Smeekschrift der edelen ook niet ”gueux”, dat is: bedelaars. De edelen maakten er een erenaam van. Reformatorische christenen zouden er eens over kunnen nadenken zo de term biblebelt te gaan gebruiken.