Krimpende kerken
Het is een sombere zomer als we kijken naar wat er de afgelopen maanden is gepubliceerd over de kerkelijke betrokkenheid van de Nederlandse bevolking.
Eerst kwam het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) met het rapport ”Religie aan het begin van de 21e eeuw”. Uit dat rapport bleek dat zowel het bezoek aan kerken als moskeeën sterk daalde. En zijn we in Nederland aan dat eerste helaas al min of meer gewend, het feit dat ook moslims minder trouw zijn aan hun godsdienst was voor velen nieuw.Vervolgens kwamen de nieuwste ledentallen van de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) naar buiten. In 2008 zag deze kerk het totale aantal leden met bijna 58.000 slinken tot ruim 2,1 miljoen. Een teruggang van 2,62 procent. Opnieuw verloor de grootste protestantse kerk van ons land in één jaar bijna net zo veel leden als de hele burgerlijke gemeente Veenendaal aan inwoners heeft.
Ten slotte zag een rapport het licht van onderzoeksbureau Kaski over de ontwikkeling van het ledental van de Protestantse Kerk tot 2030. De PKN zal dan, volgens Kaski, nog ongeveer 1 miljoen leden tellen. En dat is nog een positieve schatting, want een rapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) schatte in 2006 dat de PKN in 2020 nog maar 500.000 leden zal tellen van 18 jaar en ouder. De ramingen van Kaski liggen daar, met in 2020 1 miljoen leden van 20 jaar en ouder, nog ver boven.
Hoe je de cijfers ook draait, schikt en interpreteert, de constante is duidelijk: neergang op alle fronten. Het feit dat sommige kleinere orthodox-gereformeerde kerken in ons land nog steeds bescheiden groeicijfers kennen als het om de ledentallen gaat, doet daar helaas niets aan af.
Het is terecht dat de Raad voor de Plaatselijke Geldwerving (RPG) in de PKN onderzoek laat doen naar de ontwikkeling van de ledentallen in de toekomst. Want een dalend ledental zal z’n invloed hebben op de inkomsten van de kerk. En dat heeft weer z’n weerslag op het voortbestaan van (wijk)gemeenten en op het wel of niet kunnen onderhouden van kerkgebouwen.
Wie daarbij de tabellen van de demografische opbouw van het ledenbestand van de Protestantse Kerk bekijkt, hoeft geen rekenkundig genie te zijn om te concluderen dat het vooral de oudere leden zijn die het kerkelijk leven dragen. Die trend zal in de toekomst alleen nog maar worden versterkt. En dat is natuurlijk geen gunstige ontwikkeling.
Tot nog toe gaven tijdens de jaarlijkse actie Kerkbalans immers steeds minder mensen meer geld aan de kerk. Betrokken ouderen vulden het financiële gat op dat kerkverlaters achterlieten. Maar als het ledenbestand verder vergrijst, kan het niet anders of dat heeft op termijn een negatieve invloed op het inkomstenpatroon van de Protestantse Kerk.
Bij al deze overwegingen moeten we ons ook realiseren dat de doorwerking van Gods Koninkrijk nooit het nieuws zal halen. Het werk van Gods Geest is niet te meten en in kaart te brengen.
Religie is in, verkondigen trendwatchers. Maar de tijd dat religie en kerk zo ongeveer synoniemen waren, is allang voorbij.