Wij lezen in de Bijbel dat de tijden waarin de Heere Jezus op aarde was, niet beter waren dan de dagen van Noach, toen men at en dronk en vrolijk was. Wij stellen ons voor dat onze tijden die beide zouden overtreffen en dat men zulke dwazen in ons land niet zou vinden die door weelde van de weg van het verstand afwijken en eenmaal in het verderf en ondergang neerzinken.Drie dingen zal ik u vragen. Hoe ben ik in mijn levensloop van jongs af geweest? Hoe ben ik gebleven in het midden van mijn jaren? Was ik altijd dankbaar met dat wat ik bezat? Of jaagde ik naar meer en wel zo dat geen zorg te groot, geen arbeid te moeilijk was om het goed van ijdelheid te bekomen? Groter worden was mijn gedachte. Zo ik naar bed ging of opstond, mijn gedachten waren hoe ik maar rijker en rijker kon worden.

Zo was het ook met deze rijke man. Hij verzamelde en gaarde bij elkaar. Denk ik in dit alles wel aan mijn einde? Heerst die gedachte wel in mijn geest? Want hoe spoedig kan het met een mens gedaan zijn, hoe weinig is er nodig om mij neer te vellen. En hoe is het dan? Gereed of niet gereed?

M. Verboom, predikant te Dordrecht (”Getrouwe zielenraad”, 1770)