Palingvisser vreest wildwesttaferelen
Het Ketelmeer en het IJsselmeer veranderen in een soort wilde Westen. Tenminste, als het plan van minister Verburg doorgaat en palingvissers dit najaar twee maanden niet mogen vissen. Dat voorspelt visser Egbert Bekendam uit Genemuiden.
„Iedereen gaat voor en na dat vangstverbod als een dolle vissen”, zegt Bekendam (51). „Ik zou bijvoorbeeld echt niet voor september op vakantie gaan, maar mooi doorvissen. En in de maanden dat wij niet mogen vissen, slaan stropers hun slag wel.” Gevolg? De schieraal waar het allemaal om gaat, zwemt tegen extra veel fuiken aan en krijgt nog minder kans op een beetje geluk in de Sargassozee, bij de Bermuda-eilanden. Daar wil de volwassen paling namelijk heen om te paaien. Maar als het dier daar nooit aankomt, valt het ook niet mee jonge aaltjes te krijgen. Wat nodig is om het palingbestand weer op peil te krijgen.Met de GM 18 Margaretha vist Bekendam vandaag op het Ketelmeer, waar hij en zijn collega van de GM 29 samen 160 fuiken hebben uitstaan. De lucht is helderblauw; het water rimpelt vredig om de houten palen van de fuiken heen. Een laag alg drijft als een grasveldje tegen de netten. „Die alg zien we voor het eerst dit jaar”, wijst Bekendam.
Het blijft een verrassing, werken op het water. „Het is elke keer weer spannend wat er in de netten zit”, zegt de visser. Twee van zijn helpers –Johannes van den Berg (44) en diens zoon Jaap (17)– varen in een bootje naar de fuiken toe en halen de netten naar boven. Het glinstert van de voorntjes en snoeken. Bruine kreeften klimmen paniekerig naar boven, een snoekbaars slaat met zijn staart – en ertussen kronkelen de echte doelwitten: polsdikke palingen. Ze doen er zes tot acht jaar over om zo dik te worden.
Vandaag hebben de vissers een concurrent gevangen. Een zwarte vogel zwom achter de vissen aan, het net in. Slap ligt hij op het dek. Naast hem springt een zilveren visje omhoog. Grote groepen aalscholvers maken dagelijks veel vissen soldaat, vertelt Van den Berg. Net als Bekendam is hij een rot in het vak. „Ze eten vooral de middelmaat. Je ziet daarom veel kleine en grote dieren, maar weinig daartussenin. Dan is zo’n visbestand niet gezond.”
De bijvangst gaat weer terug in zee, behalve snoekbaarzen die groter zijn dan 42 centimeter. De paling verdwijnt in een bak met water in de kotter. In de gouden maanden –september, oktober– vangt Bekendam zomaar 6000 tot 7000 kilo paling, zegt hij. Afgelopen week had hij een dag waarop hij 100 kilo binnen haalde; soms is dat wel 500 kilo. „Volgens de deskundigen vangen wij hooguit 20 procent weg van de paling die voorbijkomt – dus in totaal passeert er vijf keer zo veel.”
Voor het najaar, als volwassen paling „uit alle sloten, gaten en hoeken” tevoorschijn komt en via onder andere het Ketelmeer naar de Sargassozee trekt, wil Verburg een vangstverbod.
Dat er iets moet gebeuren om het palingbestand op peil te brengen, daarover zijn vissers, natuurbeschermers en overheid het eens. Maar hoe?
Een oplossing leek eind juni binnen handbereik. De beroepsvisserij bood aan 157 ton schieraal uit te zetten voorbij stuwen en gemalen, zodat de dieren ongehinderd verder kunnen naar de Atlantische Oceaan. Minister Verburg stuurde dit voorstel naar de Tweede Kamer. Ter compensatie zouden de vissers 700.000 euro ontvangen; zelf zouden ze aan het herstelplan een bijdrage van 300.000 euro leveren.
Vorige week kwam Verburg terug bij haar oude idee: een vangstverbod in het najaar. Ze meldde dit na kritiek van natuurbeschermers en de bedenkingen die Europees commissaris Joe Borg uitte. De laatste betwijfelt of het beheerplan van de vissers wordt goedgekeurd door de Europese Commissie.
Beroepsvissers reageerden verbijsterd. Vorige week stuurde de Combinatie van Beroepsvissers (CvB) een „noodkreet” naar premier Balkenende. In een brandbrief doen ze een beroep op zijn bemiddeling. Een verbod in het najaar kost de vissers een half jaarinkomen en zal velen de kop kosten, aldus de CvB.
„We hebben avonden, dagen, weken gepraat voor we op één lijn zaten voor een herstelplan”, zegt Bekendam. Het plan waarmee de beroepsgroep toen kwam, juicht hij nog steeds toe. „Als je 157 ton vis uitzet, weet je tenminste zeker dat die de zee bereikt. Bij een vangstverbod moet je dat maar afwachten.” Een visser moet het water beheren, betoogt hij, net als een boer zijn land. „Als je elk jaar consequent paling uitzet, kun je elk jaar consequent oogsten. Het werkt hetzelfde als aardappels in de grond stoppen.” Of de Nederlandse vissers dat altijd trouw hebben gedaan? Nee, zo blijkt. Maar het is wel dé manier, aldus Bekendam.
Hij is vooral cynisch over de door de overheid ingestelde Visstand Beheers Commissies (VBC’s), waarin alle waterbeheerders zitting hebben. Bekendam is erbij betrokken. „Zij moeten visplannen maken. Maar waarom zou een commissie overleggen als de minister toch haar idee doordrukt?”
Hij buigt zich over een fuik en naait met piepkleine steekjes een rafel dicht. Hoe het ook gaat, het bedrijf dat hij 22 jaar geleden overnam van twee ooms zal hij niet zomaar opdoeken. „Verkopen kan ik niet, want het is niets waard. Wie koopt nu een bedrijf dat niets oplevert? Maar misschien ga ik dan een tijdje aan de wal.”
In eerdere mindere tijden heeft hij een bedrijf in sierbestrating gestart. „Dan ga ik wel straten.”