Binnenland

Kampverleden krijgt gezicht terug

De sloop van voormalige kampen uit de Tweede Wereldoorlog in Nederland stuitte tientallen jaren nauwelijks op bezwaren. Nu klinkt van alle kanten de roep om behoud van de weinige nog overgebleven restanten. „Ik stond erbij toen in 1992 tientallen barakken in Vught werden gesloopt. Er was toen bijna niemand die pleitte voor behoud.”

7 August 2009 19:18Gewijzigd op 14 November 2020 08:25
Een wachttoren bij het bezoekerscentrum van Kamp Amersfoort is een van de laatste tastbare herinneringen aan de Tweede Wereldoorlog. Foto RD
Een wachttoren bij het bezoekerscentrum van Kamp Amersfoort is een van de laatste tastbare herinneringen aan de Tweede Wereldoorlog. Foto RD

Het kan verkeren, concludeert directeur Jeroen van der Eijnde van Nationaal Monument Kamp Vught. Een week geleden leek het erop dat de laatste resterende barak van het voormalige concentratiekamp Vught steeds verder in een ruïne zou veranderen. Inmiddels heeft hij een toezegging van gemeente en provincie dat ze zich inspannen voor behoud van het gebouw. Een rijksmonument nota bene. Niet dat dit van buitenaf zichtbaar is: de barak oogt desolaat. Het dak is kapot, kozijnen zijn verveloos en ruiten ingegooid.De barak in Vught is de enige kampbarak in heel Nederland die nog op de oorspronkelijke plaats staat. In Amersfoort vielen resten van het Polizeiliches Durchgangslager, zoals het beruchte kamp officieel heette, in de jaren 60 en 70 ten prooi aan de slopershamer. De barakken uit Durchgangslager Westerbork, van waaruit Joden werden gedeporteerd, wachtten sloop of verkoop.

Andere zorgen

Nederland had na de Tweede Wereldoorlog wel andere dingen aan zijn hoofd dan zorg voor het behoud van concentratiekampen. Dat zegt David Barnouw, onderzoeker bij het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD). „De kampen waren bovendien nodig om collaborateurs op te vangen.” Later kwamen daar de Molukkers bij, die na de onafhankelijkheid van Indonesië in 1949 naar Nederland kwamen. Pas na de wederopbouwperiode ontstond het besef dat gebouwen die de oorlogsverschrikkingen representeerden ook waarde hadden, zegt Barnouw. „Tot die tijd ging de aandacht vooral uit naar papieren bronnen. Vandaar dat de voorganger van het NIOD, het RIOD, al kort na de oorlog werd opgericht.”

Bovendien, aldus de historicus, waren duizenden Nederlanders jarenlang ervaringsdeskundige. „Ze hadden de wreedheid van het naziregime aan den lijve ondervonden. Niet iedereen zat te wachten op het in stand houden van de gebouwen die het symbool vormden van een zwarte bladzijde uit hun verleden.”

De gedachte dat oorlogskampen opgeruimd moesten worden, kwam kort na de Tweede Wereldoorlog in zwang. Zodoende is er heden ten dage weinig meer dat herinnert aan de –kleine– kampen bij Ommen en Schoorl, die in onbruik raakten. Monumenten waren in de eerste decennia het enige tastbare dat herinnerde aan de bezettingstijd. Directeur Van den Eijnde van Nationaal Monument Kamp Vught: „Pas in de jaren 80 is er een omslag gekomen. Toen werden het Herinneringscentrum bij Westerbork, een kleine tentoonstellingsruimte in Amersfoort en ten slotte in 1990 het bezoekerscentrum in Vught geopend.”

Holocaust

Barnouw signaleert dat tot in de jaren 60 de Holocaust, het ombrengen van ruim 6 miljoen Joden, niet werd gezien als de belangrijkste gebeurtenis uit de Tweede Wereldoorlog. „Het woord Holocaust is pas lang nadien ontstaan. Laat staan dat men de notie had om een kamp als Westerbork geheel of gedeeltelijk intact te houden.”

Desondanks woedde in 1967 in Amersfoort een discussie over de sloop van de toen nog vrijwel allemaal bestaande barakken van het voormalige Durchgangslager. Nota bene in het jongerenparlement dat de gemeente toen had. „Het is volstrekt onjuist dat alle resten van het concentratiekamp Amersfoort worden afgebroken. Het is een gewetensplicht om het kamp in stand te houden. Wie Amersfoort hoort, denkt onmiddellijk aan het concentratiekamp. Dat moet zo blijven”, aldus de jonge PSP-vertegenwoordiger D. van Rhee destijds.

Juist de gedachte aan het kamp bij het noemen van de plaatsnaam Amersfoort moet volgens Barnouw van het NIOD een belangrijke reden zijn geweest om de barakken op te ruimen. „Veel politici in Amersfoort, maar ook elders, vonden het maar niets dat hun gemeente in één adem werd genoemd met de gehate kampen. Het was slechte reclame, vandaar dat er weinig verzet was tegen de sloop.” Illustratief is ook de gang van zaken bij Westerbork in 1972. Terwijl daar op 4 mei twee minuten stilte werd gehouden bij het voormalige doorgangskamp, waren op de achtergrond graafmachines bezig de barakken te verpulveren. En nog geen twee decennia geleden, in 1992, werden grote delen van het voormalige concentratiekamp Vught tegen de vlakte gegooid. Van der Eijnde: „Ik stond erbij toen tientallen barakken werden gesloopt. Er was toen bijna niemand die pleitte voor behoud.”

Nuchterheid

Volgens Barnouw is het niet typisch Nederlands om pas 65 jaar na dato oog te hebben voor de historische waarde van oorlogsbebouwing. „Elders in Europa gebeurt precies hetzelfde. In Oost-Europa zijn veel gebouwen tot ver na de omwenteling gebruikt voor andere doeleinden. Een voormalig fabriekscomplex naast Auschwitz is nog steeds in bedrijf en nog steeds worden nieuwe expositieruimten geopend op historische plaatsen. In het Westen is die beweging eerder op gang gekomen, maar ook daar waren voormalige kampen vaak nog lange tijd in gebruik voor diverse doeleinden.”

Barnouw pleit voor enige nuchterheid rond het behoud van kampbarakken en andere oorlogsrestanten. „De bouwkwaliteit was meestal niet geweldig. Je moet je afvragen hoeveel barakken er nu nog goed bij zouden staan als ze behouden waren. In Vught staat bij het herinneringscentrum een replica van een barak. Die is heel clean en mooi. Maar nergens vind je iets van de stank die er hing, de angst die er heerste. Ik wil maar zeggen: de oorlog is gelukkig voorbij en je kunt de sfeer van toen niet meer oproepen.”


Niet één barak van Kamp Amersfoort bleef bewaard. Toch vragen mensen bij het bescheiden bezoekerscentrum aan de Laan 1914 nog vaak welke gebouwen oorspronkelijk zijn. „Bijna dagelijks”, aldus medewerker Jan Pieter Venema.

Toen politieschool De Boskamp in 1968 wilde uitbreiden vielen de meeste barakken ten prooi aan de slopershamer. Vier jaar later volgden de laatste restanten. Inspanningen van toenmalig burgemeester Buining van Leusden konden niet voorkomen dat de eigenaar van de grond, het ministerie van Justitie, opdracht gaf alle barakken af te breken.

De toen al bestaande wens om één barak in te richten als expositieruimte werd later gedeeltelijk gerealiseerd toen er vlak naast de kamppoort een kleine ruimte voor dat doel kwam. In 2000 volgde een renovatie en werd de laatste nog bestaande wachttoren voor de ingang geplaatst.

Tot de weinige resten die de tand des tijds hebben doorstaan, behoort de toegangspoort. Die vormt nog steeds de entree tot het politiecomplex dat nu achter de voormalige kamphekken is gehuisvest. Van het kantoor van de kampcommandant resteert een muurschildering. Daarnaast is de fusilladeplaats een tastbare herinnering. Kleine resten, zoals de fundamenten van het voormalige lijkenhuisje en delen van de omheining, bevinden zich elders op en om het terrein.

Ophef ontstond er toen een groep oud-gevangenen zo’n tien jaar geleden geconfronteerd werd met een golfbaan, die aangelegd was op plaatsen waar executies plaatsvonden en in de oorlog massagraven voor vermoorde gevangenen werden gegraven. De inmiddels overleden ex-gevangene Gerrit Kleinveld maakte zich er druk om. „Ik heb niets tegen golf, maar het zou toch niet hier moeten gebeuren”, zei hij in de Amersfoortse Courant. Hij en zijn medestanders konden echter weinig meer doen dan de inmiddels voltooide golfbaan in ogenschouw te nemen.


Goede hoop heeft directeur Van der Eijnde van Nationaal Monument Kamp Vught dat er schot komt in de restauratie van de laatste nog bestaande kampbarak. Al jaren pleit hij voor het behoud, „maar ieder jaar weer zien we het gebouw verder aftakelen.”

Begin deze week zei de gemeente toe aan de slag te gaan met plannen voor restauratie. „Dat juichen we toe, we hebben er jaren voor gepleit. Maar we zitten nog niet om tafel. Tot het zover is zal ik blijven bellen naar het gemeentehuis, om B en W te herinneren aan hun toezegging.”

Het 1 kilometer lange en 350 meter brede terrein van het voormalige Konzentrationslager Herzogenbusch werd na de Tweede Wereldoorlog voor uiteenlopende doeleinden gebruikt. In de gebouwen van de SS-staf en een deel van het voormalige kampterrein zijn nu militairen ondergebracht. Het noordelijke deel is bij Justitie in gebruik als strafinrichting, met onder meer een longstayafdeling voor gedetineerden met een levenslange gevangenisstraf. Er tussenin geklemd wonen de Molukkers, grotendeels nazaten van de groep die rond 1951 in het kamp werden gehuisvest.

Tot 1992 leefden de Molukkers nog in de kampbarakken, die slechts minimaal waren aangepast aan de eisen van de tijd. Van der Eijnde: „Mensen moesten om te douchen naar de wasbarak. Nu staan op dezelfde plek bescheiden woningen, die nog steeds door Molukkers worden bewoond.”

Bezoekers van Kamp Vught stellen volgens Van der Eijnde regelmatig vragen over de huidige bestemming van het complex. „Mensen verbazen zich erover dat onze expositie niet meer beslaat dan een klein stuk van de verst weggelegen uithoek van het kamp.” Desondanks vertelt de opeenstapeling van functies in ”Vught” zijn eigen geschiedenis. „In Vught kun je precies zien hoe Nederland na de oorlog omging met dit erfgoed. Er werd functioneel tegenaan gekeken. Feitelijk hebben we het aan de Molukkers te danken dat er überhaupt nog iets terug te vinden is van het kamp. Ik ben ervan overtuigd dat als zij er niet waren geweest alles gesloopt zou zijn.”


De brand in een voormalige barak van Kamp Westerbork bracht een stroom op gang van aandacht voor nog bestaande bebouwing uit de Tweede Wereldoorlog. Op 19 juli staken onbekenden het bouwwerk in brand. Daarmee werden plannen om het over te brengen naar Westerbork doorkruist.

De bewuste barak werd in 1957 overgebracht naar Veendam, om daar gebruikt te worden als landbouwschuur. Op datzelfde moment werden diverse andere barakken door de overheid verkocht aan de hoogste bieder. Enkele belandden zelfs in Zuid-Limburg, waar er Italiaanse gastarbeiders in werden ondergebracht.

Pas aan het begin van de jaren 80 ontstond aandacht voor de historische betekenis van het voormalige kampterrein. In 1983 ging het herinneringscentrum open. Dat kwam er pas na jarenlange inspanningen van een aantal oud-kampbewoners.

Toch werden nog tot in de jaren 70 barakken gesloopt, op een moment dat in Nederland aandacht begon te ontstaan voor het behoud van oorlogserfgoed.

Met het in as leggen van de Veendamse barak leek het laatste restant van ”Westerbork” te zijn verdwenen. Maar niets bleek minder waar. Het nieuws over de brand leverde een aantal tips op over ten minste tien andere nog bestaande barakken. Eén ervan, die ergens in het Overijsselse Vechtdal staat, wordt nu gereed gemaakt voor transport naar Westerbork. De precieze locatie van de barak wil het Herinneringscentrum Westerbork niet prijsgeven, uit angst dat brandstichters opnieuw toeslaan. Het bouwwerk is nog in nagenoeg originele staat en in gebruik als opslagruimte en garage.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer