Alleenstaanden in de gemeente
Publiciste Margitta Rosenbaum heeft op de jaarvergadering van de Duitse Evangelische Alliantie kerken opgeroepen meer aandacht te geven aan alleenstaanden. Hoewel ruim 20 procent van de Duitse bevolking alleenstaand is, wordt deze groep in veel christelijke gemeenten buitengesloten, zo meent ze. Vooral gescheiden mensen hebben het volgens haar moeilijk.
Afgezien van het feit dat er op haar visie op echtscheiding wellicht het nodige is af te dingen, snijden Rosenbaums opmerkingen over de positie van alleenstaanden in een christelijke gemeente zeker hout. Ook binnen de gereformeerde gezindte in Nederland is er bij degenen die niet tot een huwelijk zijn gekomen vaak het gevoel dat ze in de kerk buiten de boot vallen. In de voorbede worden ze niet zelden, op z’n best, genoemd in het rijtje van zieken en rouwdragenden.Zeker in reformatorische kring is er een sterke gerichtheid op het gezin. En daar is niets mis mee. Het gezin is de hoeksteen van de samenleving. Het is, hoezeer ook aangevochten in onze tijd, de belangrijkste cel van de maatschappij. Kinderen worden er opgevoed tot volwassenen. In het gezin leer je om te gaan met jezelf en met anderen.
Maar wat als op een periode van alleen zijn geen relatie volgt die tot een huwelijk leidt? Hoe gaat de christelijke gemeente dan met iemand om?
Meestal niet zo goed, blijkt uit de opmerkingen van Rosenbaum. En ze staat daarin zeker niet alleen. Veel alleenstaanden voelen zich ontheemd in gemeenten waar vooral gezinnen de banken vullen. Als er in het pastoraat dan ook goedbedoelde, maar gemakkelijke adviezen worden gegeven, kan dat ertoe leiden dat de alleenstaande zich van de gemeente afkeert. Teleurgesteld en soms verbitterd. En daar heeft de christelijke gemeente zich rekenschap van te geven.
Over alleen zijn wordt al op de eerste bladzijden van de Bijbel gesproken. In Genesis 2 onderbreekt de Heere Zelf voor het eerst het refrein dat klinkt tijdens de schepping: „En God zag dat het goed was.” Als God Adam ziet in de hof van Eden, zegt Hij: „Het is niet goed dat de mens alleen zij.”
Nu voert het te ver om deze tekst op iedere alleenstaande van toepassing te laten zijn. Iemand die zonder levensgezel zijn weg gaat, kan immers zeer gelukkig zijn en stabiel in het leven staan. En soms is het dan niet zozeer het probleem dat de alleenstaande zich niet prettig voelt, maar dat de omgeving hem of haar per definitie als zielig bestempelt.
Alleen zijn, alleen door het leven gaan, is iets anders dan eenzaam zijn. Dat onderscheid moet nadrukkelijk worden gemaakt. Hoeveel mensen voelen zich immers niet eenzaam in een relatie of een gezin? Eenzaamheid is een diepe wond die geslagen is door de zondeval. Het is een scheur in het bestaan die ten diepste alleen God Zelf kan helen. Dat geldt voor alleenstaanden en voor niet-alleenstaanden.
Een van de taken van een gemeente is om een thuis te zijn voor mensen in alle situaties van het leven. En wat het pastoraat betreft uit zich dat onder meer in goed luisteren. Geen antwoorden geven voordat de vraag is uitgezegd. Anders verworden pastorale gesprekken tot een aaneenrijging van clichés.