Medewerkers confectie bij ziekte gekort
De circa 10.000 werknemers in de confectie-industrie krijgen over een periode van twee jaar 5,25 procent meer loon. Tegelijk kunnen zieke personeelsleden in de kleding-, interieur- en textielbranche tijdelijk maximaal 30 procent worden gekort op hun salaris.
Dat heeft de ondernemersorganisatie in de confectie-industrie Modint met de vakbonden afgesproken in een nieuwe CAO. „Het is niet bepaald een CAO om trots op te zijn”, stelde bestuurder A. Dahlmans van FNV Bondgenoten dinsdag vast.
De vakbondsbestuurder wijst er wel op dat de werkgevers voorheen maximaal zes wachtdagen konden inhouden bij ziekte. „Alleen in ruil daarvoor hebben we geaccepteerd dat onder bepaalde voorwaarden het loon na ziekmelding de eerste twintig werkdagen tot 85 of 70 procent gekort kan worden.”
Het overleg over de CAO liep vorig jaar april nog vast, omdat de vakbonden en Modint het niet eens konden worden over de aanpak van het ziekteverzuim. Volgens de ondernemers is een financiële prikkel nodig om het bovengemiddelde verzuim omlaag te krijgen.
„Een ziekteverzuim van 10 tot 11 procent is niet ongewoon bij een confectiebedrijf, terwijl het Nederlands gemiddelde circa 6 procent is”, verklaarde CAO-onderhandelaarster N. Hofman van Modint. Met de financiële prikkel hopen de werkgevers vooral het kortdurende verzuim aan te pakken. Verder moeten ondernemers ook preventieve maatregelen nemen tegen het langdurige verzuim, erkende Hofman.
De nieuwe CAO kent een looptijd van 1 mei vorig jaar tot 1 mei 2004. Per 1 januari krijgen de werknemers 3 procent meer loon en op 1 november komt daar nog eens 2,25 procent bovenop. Gemiddeld betekent dit een loonstijging van 2,6 procent: net iets meer dan werkgevers en werknemers in het sociaal akkoord op centraal niveau hebben afgesproken.
Volgens Hofman slaat de eerste loonsverhoging van 3 procent echter nog op vorig jaar. „Doordat de onderhandelingen zo lang stil hebben gelegen, geldt dit als een uitgestelde salarisverbetering. Met de tweede verhoging van 2,25 procent hebben we ons keurig aan het centraal akkoord gehouden.”